Het uiterlijk woorden en (quiz)(les 1)

Deze les:
  • Nieuwe woorden
  • Zelf woorden vertalen 
  • Opdrachten boek
  • Quiz
  • Laptop
  • Je idool beschrijven
  • Raadspelletje
  • Rendictee
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les:
  • Nieuwe woorden
  • Zelf woorden vertalen 
  • Opdrachten boek
  • Quiz
  • Laptop
  • Je idool beschrijven
  • Raadspelletje
  • Rendictee

Slide 1 - Slide

Het uiterlijk
Hoe ziet iemand eruit?

Slide 2 - Slide

Nieuwe woorden

Slide 3 - Slide

de mode = мода

  • wat mensen in deze tijd leuk vinden; wat modern is, bijvoorbeeld kleding.
  • zin : Lange rokken zijn in de mode.

Slide 4 - Slide

namelijk = а саме
De bank is dicht, het is namelijk zondag. 

Slide 5 - Slide

de oorzaak = 
причина

Slide 6 - Slide

oranje = 


Помаранчевий

De kleren zijn oranje.

Slide 7 - Slide

het overhemd

сорочка

  • een bloes voor mannen
  • het overhemd -  de overhemden
  • zin: Hij heeft een nieuw overhemd gekocht. 

Slide 8 - Slide

Paars = 
фіолетовий

Slide 9 - Slide

Prachtig = 
Гарний

Heel erg mooi. 
Haar nieuwe tas is prachtig. 

Slide 10 - Slide

de ringvinger
Zijn trouwring zat om zijn ringvinger.
= безіменний палець

Slide 11 - Slide

de rok = спідниця

Sanne draagt een rok.

Slide 12 - Slide

rood = 
червоний

Rode dingen hebben de kleur van bloed.

Slide 13 - Slide

Roze = 
рожевий

Mijn lievelingskleur is roze.

Slide 14 - Slide

de schouder

плече

Zij heeft blote schouders.

Slide 15 - Slide

Slank = 
тонкий
dun, niet dik
De jongen is slank. Het meisje is slank. 

Slide 16 - Slide

Vertaal de woorden in je eigen taal.

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
(boek)

Slide 18 - Slide

Quizlet




Leren
Kijk, luister en kies
Maximaal 10 minuten

Slide 19 - Slide

De vrouw heeft...
A
kort haar
B
lang haar

Slide 20 - Quiz

De vrouw heeft....
A
kort haar
B
lang haar

Slide 21 - Quiz

Wat zie je?
A
Krullen
B
Vlechten

Slide 22 - Quiz

Wat zie je?
A
Vlechten
B
Krullen

Slide 23 - Quiz

Wat zie je?
A
Baard
B
Snor
C
Baard en snor
D
Niks

Slide 24 - Quiz

Wat zie je?
A
Baard
B
Snor
C
Mooi haar!
D
Baard en snor

Slide 25 - Quiz

Deze vrouw heeft...
A
Snor
B
Baard
C
Sproeten

Slide 26 - Quiz

Welke kleur haar?

Slide 27 - Slide

Welke kleur haar?
A
Zwart
B
Blond
C
Rood
D
Bruin

Slide 28 - Quiz

Welke kleur haar?
A
Blond
B
Zwart
C
Rood
D
Oranje

Slide 29 - Quiz

Welke kleur haar?
A
Bruin
B
Zwart
C
Blond
D
Groen

Slide 30 - Quiz

Welke kleur haar?
A
Blond
B
Geel
C
Bruin
D
Zwart

Slide 31 - Quiz

Welke klaar haar?
A
Zwart
B
Bruin
C
Rood
D
Geen haar

Slide 32 - Quiz

Deze man is....
A
Kaal
B
Boos

Slide 33 - Quiz

Welke kleur haar?
A
Blond
B
Bruin
C
Grijs
D
Zwart

Slide 34 - Quiz

Welke kleur ogen?

Slide 35 - Slide

De kleur ogen is...
A
Groen
B
Bruin
C
Zwart
D
Blauw

Slide 36 - Quiz

De kleur ogen is...
A
Groen
B
Bruin
C
Blauw
D
Grijs

Slide 37 - Quiz

De kleur ogen is...
A
Blauw
B
Groen
C
Bruin
D
Grijs

Slide 38 - Quiz

Zelfstandig werken

Slide 39 - Slide

Beschrijf je idool
Opdracht 10 p. 77

Slide 40 - Slide

Toets!
Volgende week vrijdag.

Slide 41 - Slide