les 1 h5 plus herhaling der-eingruppe

Zukunft
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zukunft

Slide 1 - Slide

Dienstag, den 14. März 
  • Willkommen
  • Ziele
  • Grammatik Kapitel 4 wiederholung
  • Kapitel 5: Zukunft
  • Lesen: die Zukunft von damals
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss 

Slide 2 - Slide

Ziele
  • Du kannst eine Reportage über Zukunftsträume und Berufsberatung verstehen.
  • Du kannst Wörter aus der Lernliste anwenden.
  • Du verstehst den Kern eines Textes.

Slide 3 - Slide

Grammatik Kapitel 4
der Gruppe
Näher erklaren + verteilen Informationen 

Slide 4 - Slide

Stappenplan Kapitel der- en ein-Gruppe
  1. Wat is het lidwoord? (regels der die das, Lernliste Kapitel 4)
  2. Heb ik te maken met de der- of met de ein-Gruppe?
  3. Zit er een voorzetsels 3e of 4e naamval in de zin?
  4. Zit er een werkwoord 3e naamval in de zin?
  5. Nee, dan zinnen ontleden:
  • onderwerp
  • lijdend vw
  • meewerkend vw: Zet aan wie of voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.
Eventueel vertalen van lidwoorden, een, geen, bezittelijk vnw.

Slide 5 - Slide

Voorzetsels 4e naamval
bis              tot
durch        door
für               voor
gegen        tegen
ohne           zonder
um               om
entlang      langs (evenwijdig)
Voorzetsels 3e naamval
mit           met
nach        naar
bei            bij
seit           sinds
von           van
zu              naar (bij personen)
aus            uit

Slide 6 - Slide

Volgorde zinsontleding:
1. Zoek de persoonsvorm (pv).
2. Zoek het onderwerp (o).
3. Zoek het gezegde (gez.)
4. Zoek het lijdend voorwerp (lv).
5. Zoek het meewerkend voorwerp:
Zet Aan wie / Voor wie voor het onderwerp, gezegde en eventuele lijdend voorwerp.

Slide 7 - Slide

Hoe vind je het onderwerp in een zin? Welke vraag stel je?
- Wie (wat) + persoonsvorm?

Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
1. Maak de zin vragend; de persoonsvorm komt vooraan.
2. Zet de zin in een andere tijd; het woord dat verandert is de persoonsvorm.


Slide 8 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp (lv)?
1. Zoek het onderwerp
2. Stel de vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp
3. Antwoord op deze vraag → het lijdend voorwerp

Slide 9 - Slide

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp (mv)?
1. Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp in de zin.
2. Zet aan wie of voor wie voor het onderwerp, het gezegde en het eventuele lijdend voorwerp.
3. Staat het woord -aan of het woord -voor in een zin, dan weet je al dat er een meewerkend voorwerp in de zin zit.
4. In een zin kan altijd maar één meewerkend voorwerp zitten. 

Slide 10 - Slide

Kapitel 5: Zukunft
Aufgabe 1: Zukunftsträume  Seiten 54-55
  • Vor dem Sehen/Sehen/nach dem Sehen
  • Hören
  • Besprechen Aufgabe 1

Aufgabe 2: Wörter übersetzen 
  • Selbständig machen
  • Fertig (klaar): Lernen Lernliste
  • Besprechen Aufgabe 2
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Hören        Seiten 60-61

Aufgabe 13: Berufsberatungscamp
.Vor dem Hören/Hören/Nach dem Hören
timer
1:00

Slide 12 - Slide

Lesen  Seiten 62-65
Aufgabe 15 Die Zukunft von damals
  • Zusammen besprechen + Tipps leseverstehen!
  • Machen Aufgabe
  • Fertig (klaar): Machen Aufgabe 16. Lernen Lernliste (Slimstampen laptop)
  • Besprechen Aufgabe 15.

Aufgabe 16 Wörter übersetzen
  • Errate (raad) die Bedeutung (betekenis).
  • Selbständig machen
  • Fertig (klaar): Lernen Lernliste (Slim stampen)
  • Besprechen Aufgabe 16
timer
15:00

Slide 13 - Slide

Hausaufgaben 
Lernen SO lernliste

Slide 14 - Slide

Zum Schluss

Slide 15 - Slide