maandag 17 december

huiswerkopdracht voor maandag
Maak nu opdracht 1 en 2 van bladzijde 113 en 114 op het oefenblad.
Deze liggen voor op de tafel.
Volgende week gaan we verder met het lijdend voorwerp. 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

huiswerkopdracht voor maandag
Maak nu opdracht 1 en 2 van bladzijde 113 en 114 op het oefenblad.
Deze liggen voor op de tafel.
Volgende week gaan we verder met het lijdend voorwerp. 

Slide 1 - Slide

Ik kijk mijn huiswerk na.
Kijk na het het wwg. Dus dan ook je pv. Wat is nu je ond. ?
Wie/wat kijkt na ?

Slide 2 - Slide

Tijdens de les Nederlands heeft de docent een spannend leesboek besproken.
heeft besproken is het wwg. Wat is hiervan de pv. ? Hoe kom je daarbij ?
En wat is nu het ond. ?
Wie/wat heeft besproken ?

Slide 3 - Slide

Wij zullen hem binnenkort ontmoeten.
Wat is het wwg. ? Welke van deze twee ww. is mu het pv. ?
Wie of wat is nu het ond. ?

Slide 4 - Slide

Reken jij straks af ?
Let op ! Wat is het wwg. ?
Er staat maar 1 ww vorm in dus is dit ook je pv.
Wie of wat is je ond. ?

Slide 5 - Slide

Onze school heeft een uitgebreide website.
Het wwg is heeft. Dus is dit ook je pv.
Wie of wat heeft ? Dat is je ond.

Slide 6 - Slide

Zoek het ond.
Mijn vader zit de krant te lezen.

Slide 7 - Open question

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 8 - Open question

De koeien staan in de wei te grazen.

Slide 9 - Open question

Mijn broer hoopt zijn diploma te halen.

Slide 10 - Open question

Heb jij je brood gesmeerd ?

Slide 11 - Open question

Ik probeer dit computerspel uit.

Slide 12 - Open question

Mag ik jouw tablet gebruiken ?

Slide 13 - Open question

De wasmachine staat uren te draaien.

Slide 14 - Open question

Laat jij de hond uit ?

Slide 15 - Open question

Wat zit jij te doen ?

Slide 16 - Open question

0

Slide 17 - Video

Wat is het lijdend voorwerp?

De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 18 - Quiz

Wat is het lv ?
Hij heeft het formulier verzonden.
A
hij
B
heeft verzonden
C
formulier
D
het formulier

Slide 19 - Quiz

Wat is het lv?
Volgende week gaan we naar Frankrijk.
A
volgende week
B
gaan
C
naar Frankrijk
D
er is geen lv

Slide 20 - Quiz

Ik heb gisteren een lekkere pizza gebakken.
lv=
A
een lekkere pizza
B
heb gebakken
C
ik
D
gisteren

Slide 21 - Quiz

De vermiste parkiet Pietje is na drie dagen teruggevonden
A
De vermiste parkiet Pietje
B
is teruggevonden
C
na drie dagen
D
geen lv

Slide 22 - Quiz

Zelf aan de slag
Van bladzijde 118 ga je nu opdracht 11 maken.
Je maakt in je schrift 3 kolommen.
Het wwg., het ond, en de derde kolom is het lv.
Deze gaan we klassikaal nakijken.

Slide 23 - Slide

Top tien blok 2
01 Zina en Dylan 8.6
03 Lara 8.5
04 Wessel, Yana, Yuri en Tyreese 8.3
08 Mart 8
09 Adam 7.8
10 Mansour en Anwar 7.6

Slide 24 - Slide

Score per klas
B2C 7.4
B2A 7.1 
B2D 6.5

Slide 25 - Slide

opgave 3
lidwoorden en zelfstandig naamwoorden

Slide 26 - Slide

Elke dag trouwen in Las Vegas zo'n 315 verliefde paartjes.

Ze kunnen zich laten trouwen door Elvis of Dart Vader.

Ze kunnen ook in het huwelijksbootje stappen onder water, of op een piratenschip.
Stel je eens voor ; sommigen beloven elkaar zelfs eeuwige trouw tijdens een bungeesprong.

Slide 27 - Slide

stam en de ik vorm
De stam van vertellen is .......... De .... zit wel/niet in 't x kofschip,dus de pv enkelvoud in de vt is ..............
De stam van wuiven is ........ De ... zit wle/niet in 't x kofschip, dus de pv enkelvoud in de vt is ...........
De stam van blaffen is ............. De ... zit wel/niet in 't x kofschip, dus de pv enkelvoud in de vt is ............... 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Lijdend Voorwerp

Slide 30 - Slide

Op de markt heb ik een vette haring gekocht.
A
Op de markt
B
heb gekocht
C
ik
D
een vette haring

Slide 31 - Quiz

De politie gaf de fietser een bekeuring.
A
gaf
B
De politie
C
de fietser
D
een bekeuring

Slide 32 - Quiz

Maartje heeft bij de Primark een jas gekocht.
A
een jas
B
Maartje
C
bij de Primark
D
heeft gekocht

Slide 33 - Quiz

Een zin in delen hakken.
Soumya / wil / graag / helpen.
Kijkt / de leraar / de toets / na ?
De eerste zin bestaat uit vier zinsdelen en de tweede zin uit drie. Hoe kan dat ?

Slide 34 - Slide

Je krijgt nu vijf zinnen. Maak een andere zin maar gebruik precies dezelfde woorden. Zo kun je zien uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat.
( Ieder deel van de zin heeft een naam : wwg/ond/lvw etc....)
Voorbeeld : De hond/ ligt/ in de mand/ te slapen.
In de mand/ ligt /de hond/ te slapen.
Ligt /de hond /in de/ mand /te slapen ?

Slide 35 - Slide

De koeien staan in de wei te grazen.

Slide 36 - Open question

Mijn broer hoopt zijn diploma te halen.

Slide 37 - Open question

Heb jij je brood gesmeerd ?

Slide 38 - Open question

Zal ik je vanmiddag komen helpen ?

Slide 39 - Open question

Wij zullen hem binnenkort ontmoeten.

Slide 40 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaan de volgende vijf zinnen ?
De huiswerkbegeleiding wordt gegeven in lokaal 112.

Slide 41 - Open question

Ik probeer dit computerspel uit.

Slide 42 - Open question

Mag ik jouw tablet gebruiken ?

Slide 43 - Open question

De wasmachine staat uren te draaien.

Slide 44 - Open question

Vorige week hebben we de toets gemaakt.

Slide 45 - Open question

Lijdend Voorwerp
Maak nu de oefeningen op het werkblad

Slide 46 - Slide