Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud

Lesdoel:H3 voorbereiden en herhalen van Taalverzorging 1

Jullie weten wat de persoonsvorm en het onderwerp met elkaar te maken hebben.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Lesdoel:H3 voorbereiden en herhalen van Taalverzorging 1

Jullie weten wat de persoonsvorm en het onderwerp met elkaar te maken hebben.

Slide 1 - Slide

Onderwerp en persoonsvorm staan altijd of beide in het enkelvoud of beide in het meervoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Is de volgende zin goed?
De lammetjes van boer Henk zijn erg schattig
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Is de volgende zin goed?
In Parijs spreekt de mensen vooral Frans.
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

In de garage staat oude rommel.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Fuad bakt vaak zelf een pizza.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Wij gaan dit weekend eten bij de buren.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 7 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

Thijs en Lucas fietsen samen naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 8 - Quiz

Als het onderwerp meervoud is, dan moet de persoonsvorm .......
A
ook meervoud zijn.
B
enkelvoud zijn.

Slide 9 - Quiz

Klopt de volgende zin?
De kudde koeien staan in het grote weiland.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Klopt de volgende zin?
De zwerm kraaien zorgt voor veel overlast.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Vul in (blussen): De brandweer........ de brand

Slide 12 - Open question

(vinden) Niet iedereen .... slippers met sokken modieus.

Slide 13 - Open question