verkleinwoorden

Startopdracht - maak in je schrift
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 51 min

Items in this lesson

Startopdracht - maak in je schrift

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Voorlezen
- Uitleg verkleinwoorden
- Winnaar bekend maken
- Zelfstandig nakijken
- Opdrachten spelling blok 5
- Start met blok 4 - Over Taal

Slide 2 - Slide

100 uur nacht
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt.

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord HET
Alleen verkleinwoorden in meervoudsvorm hebben het lidwoord 'de'.

Slide 4 - Slide

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker, schrijf jetje (met apostrof).
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 5 - Slide

bijzondere verkleinwoorden
Sommige verkleinwoorden zijn anders. Deze moet je gewoon leren:
jongen = jongetje
bloem = bloemetje
man = mannetje
stem = stemmetje

Slide 6 - Slide

vergeet niet de verdubbeling van klinkers
auto = autootje (anders krijg je au-tot-je in de uitspraak)
paraplu = parapluutje (anders krijg je pa-ra-plut-je in de uitspraak)
taxi = taxietje (anders krijg je tak-sit-je in de uitspraak)
oma = omaatje (anders krijg je o-mat-je in de uitspraak)  

Slide 7 - Slide

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Lastige verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 8 - Slide

Oefenen 
eenvoudige verkleinwoorden
lastige verkleinwoorden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link