H4 NN 2-KGT Taalverzorging 3 Spelling Verkleinwoorden

H4 Taalverzorging Spelling
Verkleinwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

H4 Taalverzorging Spelling
Verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Je leert over verkleinwoorden. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt.

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord HET
Alleen verkleinwoorden in meervoudsvorm hebben het lidwoord 'de'.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Rechts zie je de verkleinwoorden.
Kijk goed naar de lidwoorden. Wat zie je?
Doel: je weet wat een verkleinwoord is.

Slide 4 - Slide

Dus de basisregel is: het woord eindigt op -je
De tweede regel is: het woord heeft het lidwoord 'het'.
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker, schrijf jetje (met apostrof).
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

bijzondere verkleinwoorden
Sommige verkleinwoorden zijn anders. Deze moet je gewoon leren:
jongen = jongetje
bloem = bloemetje
man = mannetje
stem = stemmetje

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

vergeet niet de verdubbeling van klinkers
auto = autootje (anders krijg je au-tot-je in de uitspraak)
paraplu = parapluutje (anders krijg je pa-ra-plut-je in de uitspraak)
taxi = taxietje (anders krijg je tak-sit-je in de uitspraak)
oma = omaatje (anders krijg je o-mat-je in de uitspraak)  

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Meervoud




cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Lastige verkleinwoorden
(woorden die op een klinker eindigen krijgen meestal een klinkerverdubbeling

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Afkortingen krijgen een apostrof
dvd'tje
cd'tje
A4'tje
6'je
7'tjes

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

En, let op
kiwi - kiwietje
baby - baby'tje
buggy - buggy'tje

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Oefenen 
eenvoudige verkleinwoorden
lastige verkleinwoorden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Link

This item has no instructions

Slide 13 - Link

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

Slide 15 - Link

This item has no instructions

En nu op 3F niveau
verkleinwoorden

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

maken in het lesboek
alle opdrachten

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leren voor de toets
Je kunt verkleinwoorden goed spellen.
Je kunt de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

EINDE

Slide 20 - Slide

This item has no instructions