zuivere mengsels

Moleculen & atomen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Moleculen & atomen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen  
  1. Je herkent en beschrijft zuivere stof en mengsel op deeltjes niveau.
  2. Je beschrijft een molecuul als verzameling van aan elkaar gebonden atomen en je legt de verschillen tussen moleculen en atomen uit.


Slide 2 - Slide

Leerdoel 1:
Je herkent en beschrijft 
zuivere stof en mengsel op deeltjes niveau.

Slide 3 - Slide

Een zuivere stof (microniveau):
Je hebt al in week 1 geleerd wat een zuivere stof is (op macroscopisch niveau beschreven).

Deze week gaan we op microscopisch niveau kijken naar een zuivere stof.
Elke zuivere stof heeft zijn eigen molecuulsoort. 
Wat zijn eigenlijk moleculen?

Slide 4 - Slide


Als je het kleinste stukje ijs dat je kunt vinden door kunt snijden………
en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens…..

…..en dan nog eens….dan….heel misschien vind je….
het kleinste stukje ijs dat je niet meer kunt doorsnijden…….
en dan heb je 1 molecuul water gevonden.

Slide 5 - Slide

De aantrekkingskrachten
tussen moleculen hebben verschillende namen:

cohesiekrachten, Vanderwaalsbinding of molecuulbinding

Hiermee wordt steeds de aantrekkingskracht tussen de moleculen bedoeld.

Slide 6 - Slide

De temperatuur
Is eigenlijk de snelheidsmeter van moleculen:
Hoe sneller moleculen bewegen, hoger de temperatuur.
De fase maakt niets uit.

Slide 7 - Slide

Dichtheid op microscopisch niveau:

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een gas?
A
De moleculen staan helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 9 - Quiz

Hoeveel soorten moleculen zijn hier getekend?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 10 - Quiz

Bij verdamping.....
A
....bewegen de moleculen heel snel.
B
....bewegen de moleculen bijna niet.

Slide 11 - Quiz

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een vloeistof?
A
De moleculen zitten helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 12 - Quiz

Welke moleculen bewegen sneller?
Zuurstofmoleculen of watermoleculen beide bij een temperatuur van 20 °C.
A
Zuurstofmoleculen langzamer.
B
Watermoleculen sneller.
C
Zuurstofmoleculen sneller.
D
Geen.

Slide 13 - Quiz

Een mengsel bestaat uit:
A
één molecuul
B
meerdere moleculen
C
één soort moleculen
D
meerdere soorten moleculen

Slide 14 - Quiz

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een vaste stof ?
A
De moleculen zitten helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er met een stof tijdens het koken?
A
De moleculen gaan sneller bewegen.
B
De moleculen gaan sneller bewegen en uit elkaar.
C
De moleculen gaan langzamer bewegen.
D
De moleculen gaan langzamer bewegen en dichter bij elkaar.

Slide 16 - Quiz

In een vloeistof hebben de moleculen..
A
...geen vaste plek.
B
...elk hun eigen plek.
C
...door cohesie een eigen plek.
D
...het gezellig en nooit dorst.

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er met moleculen als je ze gaat verwarmen?
A
Ze gaan sneller bewegen.
B
Ze gaan langzamer bewegen.
C
Ze gaan stil staan.
D
Ze blijven even snel bewegen.

Slide 18 - Quiz

Wat is een vaste stof ?
A
Een stof waarbij de moleculen niet bewegen.
B
Een stof waarbij de moleculen trillen op 1 plaats.
C
Een stof waarbij de moleculen door elkaar bewegen.
D
Een stof waarbij de moleculen door de ruimte bewegen.

Slide 19 - Quiz

Wat geldt NIET voor een gas?
A
Elke stof bestaat uit moleculen.
B
Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
C
Moleculen bewegen altijd.
D
Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 20 - Quiz

De aantrekkingskrachten tussen moleculen noemen we NIET:
A
molecuulbinding
B
Vanderwaalskracht
C
aantrekkingskracht
D
magnetische kracht

Slide 21 - Quiz


A
Dit is condenseren.
B
Dit is rijpen.
C
Dit is sublimeren.
D
Dit is stollen.

Slide 22 - Quiz

Als 2 moleculen hetzelfde zijn, horen ze bij dezelfde stof.
A
waar
B
niet waar
C
Dat ligt aan de fase.
D
Dat ligt aan de temperatuur.

Slide 23 - Quiz

Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een mengsel?
A
1 soort molecuul
B
2 soorten moleculen
C
minstens 1 soort molecuul
D
minstens 2 soorten moleculen

Slide 24 - Quiz

Leerdoel 2:
Je beschrijft een molecuul als verzameling van aan elkaar gebonden atomen en je legt de verschillen tussen moleculen en atomen uit.

Slide 25 - Slide

Atomen:
Kleine deeltjes waar een molecuul uit is opgebouwd.
Denk aan H2O
2 H-atomen 
en
 1 O-atoom

Slide 26 - Slide

Er bestaan meer dan 100 soorten atomen!
We geven atomen aan met een kleur of met een letter.
Dus verschillende kleuren of verschillende letters betekent verschillende atomen.

Slide 27 - Slide

4 moleculen.  
2 soorten moleculen.
Elke soort molecuul is opgebouwd uit 2 soorten atomen.

Omdat de atoomsoorten anders zijn, zijn het andere soorten moleculen.
Zuivere stof of mengsel?

Slide 28 - Slide

Een atoom is opgebouwd uit moleculen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat klopt niet?
A
A en C = mengsel
B
B= mengsel
C
A en C = zuivere stof
D
A, B en C = mengsel

Slide 30 - Quiz

Hoeveel soorten atomen zie je in
de afbeelding?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 31 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
B
Atomen zijn opgebouwd uit moleculen.

Slide 32 - Quiz

Wat klopt niet bij de afbeelding?
A
Het zijn 2 stoffen.
B
Het zijn 2 moleculen.
C
Het zijn 2 atoomsoorten.
D
Er staan 6 atomen.

Slide 33 - Quiz

Samengevat:
  • Elke stof heeft zijn eigen moleculen.
  • Een molecuul is opgebouwd uit atomen.
  • Er bestaan meer dan 100 atoomsoorten.
  • De temperatuur geeft de snelheid van de moleculen aan.
  • Tussen moleculen kan een aantrekkingskracht werken.
  • De ruimte tussen de moleculen heeft invloed op de dichtheid van de stof.

Slide 34 - Slide

....vervolg samengevat:
  • De vaste fase: moleculen trillen op een vaste plek, weinig ruimte tussen de moleculen, sterke aantrekkingskracht.
  • De vloeibare fase: moleculen bewegen langs elkaar, beetje ruimte tussen de moleculen,  kleinere aantrekkingskracht.
  • De gasfase: moleculen nemen alle ruimte in die ze kunnen krijgen, los van elkaar, geen aantrekkingskracht.

Slide 35 - Slide

Verdieping
Het periodiek systeem

Slide 36 - Slide

Het periodiek systeem

Slide 37 - Slide

suspensie
oplossing
zuivere stof
emulsie

Slide 38 - Drag question