Stoffen week 6 Moleculen en atomen

OZLs Stoffen 
week 6
Moleculen & atomen
1 / 50
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

OZLs Stoffen 
week 6
Moleculen & atomen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen  week 6:
  1. Je herkent en beschrijft zuivere stof en mengsel op deeltjes niveau.
  2. Je beschrijft een molecuul als verzameling van aan elkaar gebonden atomen en je legt de verschillen tussen moleculen en atomen uit.
  3. Je beschrijft de verschillende fasen van stoffen en andere fysische eigenschappen van stoffen aan de hand van de manier en mate van beweging van moleculen.  


Slide 2 - Slide

Leerdoel 1:
Je herkent en beschrijft 
zuivere stof en mengsel op deeltjes niveau.

Slide 3 - Slide

Een zuivere stof (microniveau):
Je hebt al in week 1 geleerd wat een zuivere stof is (op macroscopisch niveau beschreven).

Deze week gaan we op microscopisch niveau kijken naar een zuivere stof.
Elke zuivere stof heeft zijn eigen molecuulsoort. 
Wat zijn eigenlijk moleculen?

Slide 4 - Slide


Als je het kleinste stukje ijs dat je kunt vinden door kunt snijden………
en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens en nog eens…..

…..en dan nog eens….dan….heel misschien vind je….
het kleinste stukje ijs dat je niet meer kunt doorsnijden…….
en dan heb je 1 molecuul water gevonden.

Slide 5 - Slide

Leerdoel 3:
Je beschrijft de verschillende fasen van stoffen en andere fysische eigenschappen van stoffen aan de hand van de manier en mate van beweging van moleculen.  

Slide 6 - Slide

Drie keer water maar dan anders:

Slide 7 - Slide

IJs is hard = vaste stof

Slide 8 - Slide

Water is beweeglijk = vloeistof

Slide 9 - Slide

Waterdamp is niet zichtbaar
= gas
?

Slide 10 - Slide

Een vaste stof
*vaste plaats

*zeer kleine afstand tussen de moleculen

*sterke aantrekkingskrachten

Slide 11 - Slide

Een vloeistof
*moleculen kunnen vrij bewegen

*kleine afstand tussen de moleculen

*aantrekkingskrachten

Slide 12 - Slide

Een gas
*moleculen kunnen vrij bewegen

*grote afstand tussen de moleculen

*geen aantrekkingskracht

Slide 13 - Slide

De 3 verschillende fasen 
Drie keer water maar dan anders:

Slide 14 - Slide

Hoe moleculen bewegen:
Bekijk in de applet hoe moleculen bewegen in de verschillende fasen. 
Kijk ook wat er gebeurt als je de stoffen verwarmt of afkoelt.

                                                                            phet.colorado.edu

Slide 15 - Slide

De aantrekkingskrachten
tussen moleculen hebben verschillende namen:

cohesiekrachten, Vanderwaalsbinding of molecuulbinding

Hiermee wordt steeds de aantrekkingskracht tussen de moleculen bedoeld.

Slide 16 - Slide

De temperatuur
Is eigenlijk de snelheidsmeter van moleculen:
Hoe sneller moleculen bewegen, hoger de temperatuur.
De fase maakt niets uit.

Slide 17 - Slide

Dichtheid op microscopisch niveau:

Slide 18 - Slide

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een gas?
A
De moleculen staan helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 19 - Quiz

Hoeveel soorten moleculen zijn hier getekend?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 20 - Quiz

Bij verdamping.....
A
....bewegen de moleculen heel snel.
B
....bewegen de moleculen bijna niet.

Slide 21 - Quiz

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een vloeistof?
A
De moleculen zitten helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 22 - Quiz

Welke moleculen bewegen sneller?
Zuurstofmoleculen of watermoleculen beide bij een temperatuur van 20 °C.
A
Zuurstofmoleculen langzamer.
B
Watermoleculen sneller.
C
Zuurstofmoleculen sneller.
D
Geen.

Slide 23 - Quiz

Een mengsel bestaat uit:
A
één molecuul
B
meerdere moleculen
C
één soort moleculen
D
meerdere soorten moleculen

Slide 24 - Quiz

Wat kun je zeggen over de moleculen bij een vaste stof ?
A
De moleculen zitten helemaal stil.
B
De moleculen trillen op een vaste plaats.
C
De moleculen bewegen dicht bij elkaar door elkaar.
D
De moleculen bewegen kris kras door de ruimte.

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurt er met een stof tijdens het koken?
A
De moleculen gaan sneller bewegen.
B
De moleculen gaan sneller bewegen en uit elkaar.
C
De moleculen gaan langzamer bewegen.
D
De moleculen gaan langzamer bewegen en dichter bij elkaar.

Slide 26 - Quiz

In een vloeistof hebben de moleculen..
A
...geen vaste plek.
B
...elk hun eigen plek.
C
...door cohesie een eigen plek.
D
...het gezellig en nooit dorst.

Slide 27 - Quiz

Wat gebeurt er met moleculen als je ze gaat verwarmen?
A
Ze gaan sneller bewegen.
B
Ze gaan langzamer bewegen.
C
Ze gaan stil staan.
D
Ze blijven even snel bewegen.

Slide 28 - Quiz

Wat is een vaste stof ?
A
Een stof waarbij de moleculen niet bewegen.
B
Een stof waarbij de moleculen trillen op 1 plaats.
C
Een stof waarbij de moleculen door elkaar bewegen.
D
Een stof waarbij de moleculen door de ruimte bewegen.

Slide 29 - Quiz

Wat geldt NIET voor een gas?
A
Elke stof bestaat uit moleculen.
B
Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
C
Moleculen bewegen altijd.
D
Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 30 - Quiz

De aantrekkingskrachten tussen moleculen noemen we NIET:
A
molecuulbinding
B
Vanderwaalskracht
C
aantrekkingskracht
D
magnetische kracht

Slide 31 - Quiz


A
Dit is condenseren.
B
Dit is rijpen.
C
Dit is sublimeren.
D
Dit is stollen.

Slide 32 - Quiz

Als 2 moleculen hetzelfde zijn, horen ze bij dezelfde stof.
A
waar
B
niet waar
C
Dat ligt aan de fase.
D
Dat ligt aan de temperatuur.

Slide 33 - Quiz

Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een mengsel?
A
1 soort molecuul
B
2 soorten moleculen
C
minstens 1 soort molecuul
D
minstens 2 soorten moleculen

Slide 34 - Quiz

Leerdoel 2:
Je beschrijft een molecuul als verzameling van aan elkaar gebonden atomen en je legt de verschillen tussen moleculen en atomen uit.

Slide 35 - Slide

Atomen:
Kleine deeltjes waar een molecuul uit is opgebouwd.
Denk aan H2O
2 H-atomen 
en
 1 O-atoom

Slide 36 - Slide

Er bestaan meer dan 100 soorten atomen!
We geven atomen aan met een kleur of met een letter.
Dus verschillende kleuren of verschillende letters betekent verschillende atomen.

Slide 37 - Slide

4 moleculen.  
2 soorten moleculen.
Elke soort molecuul is opgebouwd uit 2 soorten atomen.

Omdat de atoomsoorten anders zijn, zijn het andere soorten moleculen.
Zuivere stof of mengsel?

Slide 38 - Slide

Een atoom is opgebouwd uit moleculen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Wat klopt niet?
A
A en C = mengsel
B
B= mengsel
C
A en C = zuivere stof
D
A, B en C = mengsel

Slide 40 - Quiz

Hoeveel soorten atomen zie je in
de afbeelding?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 41 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
B
Atomen zijn opgebouwd uit moleculen.

Slide 42 - Quiz

Wat klopt niet bij de afbeelding?
A
Het zijn 2 stoffen.
B
Het zijn 2 moleculen.
C
Het zijn 2 atoomsoorten.
D
Er staan 6 atomen.

Slide 43 - Quiz

Samengevat:
  • Elke stof heeft zijn eigen moleculen.
  • Een molecuul is opgebouwd uit atomen.
  • Er bestaan meer dan 100 atoomsoorten.
  • De temperatuur geeft de snelheid van de moleculen aan.
  • Tussen moleculen kan een aantrekkingskracht werken.
  • De ruimte tussen de moleculen heeft invloed op de dichtheid van de stof.

Slide 44 - Slide

....vervolg samengevat:
  • De vaste fase: moleculen trillen op een vaste plek, weinig ruimte tussen de moleculen, sterke aantrekkingskracht.
  • De vloeibare fase: moleculen bewegen langs elkaar, beetje ruimte tussen de moleculen,  kleinere aantrekkingskracht.
  • De gasfase: moleculen nemen alle ruimte in die ze kunnen krijgen, los van elkaar, geen aantrekkingskracht.

Slide 45 - Slide

Verdieping
Het periodiek systeem

Slide 46 - Slide

Het periodiek systeem

Slide 47 - Slide

Vragen over het periodiek systeem:
Zoek eerst een lijst die je helpt de symbolen te vertalen naar de namen van de atomen.

Waarom zijn er groepen en perioden?
Hoe noemen we stoffen die bestaan uit atomen van groep 18?
Waar staan de metalen?
Kun je de edele metalen vinden?

Slide 48 - Slide

Lessen combineren:
Kun je mengsels emulsie, suspensie of oplossing bij de volgende plaatjes zetten?
Maak de volgende sleepvraag!

Slide 49 - Slide

suspensie
oplossing
zuivere stof
emulsie

Slide 50 - Drag question