Lidwoorden - OKAN

Wat zie je hier? 


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat zie je hier? 


Slide 1 - Slide

Verwachte antwoorden van de leerlingen:
Een kat 
Een kind 
Een kast 
Een hond 

Leerkracht:
Jullie gebruiken allemaal het woord 'een' voor het zelfstandig naamwoord. 
'Een' is een lidwoord. 
--> Als er iemand 'de' of 'het' voor het zelfstandig naamwoord zet, speelt de leerkracht hier op in en stelt bijvragen zoals: 
- Horen 'een' en 'de' en/of 'het' tot dezelfde categorie? 
- Zo ja. Weet je onder welke categorie? 
- ... 
het artikel

Slide 2 - Mind map

Welke lidwoorden ken je nog?  
Wat weten jullie nog over lidwoorden? 

Een artikel
Een artikel staat altijd voor een substantief . Alle substantieven hebben een artikel.

Een artikel is 
een dier, een ding of een mens.

Er zijn drie artikels: de, het, een




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Artikel
Of het 'de' of 'het' moet zijn, moet je leren.


Als je niet zeker bent, kan je ook in het woordenboek kijken. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De-woorden 
1. de naam van een persoon is altijd DE
     DE man, DE vrouw, DE dokter, DE bakker, DE leerkracht
     ! HET meisje, HET kind

2. Een woord in pluralis is altijd DE
     DE boeken, DE kinderen, DE studenten


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Het-woorden
1. diminutief 
     het boompje, het hutje, het meisje, het kettinkje...

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoe leren? 
Als je een woord leert, leer dan 'de' of 'het' erbij:
de auto
het huis
de bloem
het gras
de keuken
het bed

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Een-woorden
'Een' is niet specifiek. 

Je kan 'een' gebruiken voor alle substantieven.

 Je gebruikt 'een' als je iets in het algemeen wilt zeggen.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een-woorden 
Voorbeelden:
De stoel is zwart. (De stoel waar ik naar kijk of wijs is zwart.)
Kies een zwarte stoel. (Er zijn meerdere zwarte stoelen, maar je mag er maar één kiezen.)

Ik zie een bruine vogel. (De nadruk ligt op wat je ziet.)
Ik zie de bruine vogel. (De nadruk is op de vogel. Iemand anders praat over de bruine vogel. Jij zegt dat jij die bruine vogel ziet.

Slide 9 - Slide

Wie kan een ander voorbeeld geven? 
de 
het

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

bloem
A
de
B
het

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

verjaardag
A
het
B
de

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

broer
A
het
B
de

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

zus
A
de
B
het

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

huis
A
het
B
de

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

vakantie
A
de
B
het

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

land
A
het
B
de

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

laptop
A
het
B
de

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

raam
A
het
B
de

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

boekentas
A
de
B
het

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

pen
A
de
B
het

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

leerkracht
A
het
B
de

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

potlood
A
het
B
de

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
Huis staat in straat.
B
Het huis staat in straat.
C
Het huis staat in de straat.
D
Huis staat in de straat.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
Op de tafel staat bord.
B
Op tafel staat het bord.
C
Op tafel staat bord.
D
Op de tafel staat het bord.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
In het kamer staat de bed.
B
In de kamer staat de bed.
C
In de kamer staat het bed.
D
In het kamer staat het bed.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
In de tuin zijn de katten.
B
In het tuin zijn het katten.
C
In de tuin zijn katten.
D
In het tuin zijn katten.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions