5V 10.5 bloedvaten

10.5 leerdoelen
11. Je beschrijft de bouw en functie van de drie typen bloedvaten.
12. Je beschrijft de bloedstolling.
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

10.5 leerdoelen
11. Je beschrijft de bouw en functie van de drie typen bloedvaten.
12. Je beschrijft de bloedstolling.
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem.

Slide 1 - Slide

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: capillairen, kleppen, plaque, atherosclerose, infarct, bloedplaatjes, plaatjesfactor, bloedstolling, filtratiedruk, weefselvloeistof, colloïd osmotische druk, netto filtratiedruk, lymfesysteem, lymfe, borstbuis, lymfeknopen

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
  • je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken (BINAS 84 C2, G, N en O)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 4 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 5 - Slide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 6 - Slide

(slag)ader
vergelijkbare bouw

slagader meer spierweefsel, dikkere wanden

ader heeft kleppen

Slide 7 - Slide

Aandoeningen aan bloedvaten
Artherosclerose
- endotheel beschadigd, raakt ontstoken, verdikt, afzettingen van vet, kalk (plaque)
- deze plaque kan bloedstolsel veroorzaken, die kunnen leiden tot een infarct

Slide 8 - Slide

Haarvaten
Gezamenlijke diameter haarvaten hoog.
Stroomsnelheid laag.

Veel tijd voor uitwisseling stoffen tussen bloed en weefsel.

Slide 9 - Slide

Haarvaten
Openingen tussen de endotheelcellen van verschillende weefsels variëren in grootte. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Bloedstolling

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde  basale membraan en vormen een plaatjesprop.
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren rond het bloedvat.

Slide 17 - Slide

Bloedstolling
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af.
De beschadigde weefselcellen geven tromboplastine af.  Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Slide 18 - Slide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 19 - Slide

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt een enzym (streptokinase) aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatge weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 20 - Slide

Weefselvloeistof

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

Slide 24 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Bij de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats tussen bloed en weefsel.
De bloeddruk perst een deel van het bloedplasma (met zuurstof, aminozuren, glucose) tussen de endotheelcellen en door de poriën (indien aanwezig) het weefsel in (tussen de weefselcellen).
Bloedplasma buiten bloedvaten heet weefselvloeistof.

Slide 25 - Slide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.

Slide 26 - Slide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 27 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 28 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Uitwisseling met weefsels
Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof. Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.

Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 33 - Slide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 34 - Slide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 35 - Slide

aan de slag
1. maak een begrippenlijst
2. bekijk de animaties en video's in deze lesson-up
3. maken en nakijken opdrachten 10.5
4. maken en nakijken examentraining, toepassing en oefentoets (online)
5. oefen op biologiepagina

Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen. 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link