This lesson contains 36 slides, with text slides.
Dit noem je een woordformule (er staan woorden in).
Hierin zijn de woorden de variabelen.
Hier zijn de variabelen dus Inkomsten en Tijd.
Daarbij horen eenheden. In dit geval euro en uren.
De woordformule kun je ook korter schrijven.
Je gebruikt dat letters.
Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren
wordt dan
I = 4,50t
Vaak staat er onder de formule meer info:
K = 4,50 + 5,20a
K = kosten in euro de variabelen hier zijn K en a
a = aantal kilo de gebruikte eenheden euro en kilo