What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten
Verhoudingentaal en
verhoudingen, breuken en procenten
1 / 55
next
Slide 1:
Slide
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
55 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verhoudingentaal en
verhoudingen, breuken en procenten
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Je kan verhoudingentaal omzetten in rekentaal
Je kent het verband tussen verhoudingen, breuken en procenten
Je weet wat procenten zijn
Slide 2 - Slide
terugblik
Renske en Samira plukken aardbeien in de zomer.
Renske verdient in 4 uur € 26,-. Samira verdient in 5 uur € 32,-.
Wie verdient het meeste per uur?
Slide 3 - Slide
Vergelijken
Slide 4 - Slide
In de afbeelding zie je hoeveel suiker appelsap en cola bevat.
Wat is bij de appelsap de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?
Wat is bij de cola de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Verhoudingentaal
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
2 van de 5
2 per 5
2 op de 5
Je neemt
2 delen
van het één en
3 delen
van het ander -> totaal
5 delen
.
Bij
2 : 5
(2 staat tot 5)
Je neemt
2 delen
van het één en
5 delen
van het ander -> totaal
7 delen
.
Slide 7 - Slide
Verhoudingentaal
Blauw
Geel
Groen
1
2
3
6
4
2
4
8
12
Slide 8 - Slide
Verhoudingentaal (extra)
Slide 9 - Slide
Verhoudingentaal
3
van de
7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft
490
studenten
.
Hoeveel studenten komen
op de scooter
naar school?
De
verhouding
aantal studenten
op de scooter : totaal aantal studenten
is
3 : 7
.
Het totaal aantal studenten is 490.
Slide 10 - Slide
Verhoudingentaal
3
van de
7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft
490 studenten
.
Hoeveel studenten komen
op de scooter
naar school?
De
verhouding
aantal studenten op de scooter :
totaal aantal studenten
is 3 : 7
.
Het totaal aantal studenten is 490.
Slide 11 - Slide
Verhoudingentaal
3
van de
7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft
350 studenten
.
Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?
Slide 12 - Slide
Verhoudingentaal
Slide 13 - Slide
Verhoudingentaal
Luella gaat een week op fietsvakantie.
Zij fietst in de eerste drie dagen 240 km.
Wat is de kleinste verhouding
aantal dagen : afstand in km?
?
?
aantal dagen
afstand in km
?
240
?
?
Slide 14 - Slide
Verhoudingentaal
Een fietsverhuurbedrijf heeft in totaal 320 fietsen.
Drie
van de
acht fietsen zijn damesfietsen.
Wat is de kleinste verhouding damesfietsen : herenfietsen?
Hoeveel damesfietsen zijn er totaal?
Damesfietsen
Herenfietsen
Totaal fietsen
3
8
5
?
?
?
?
320
Slide 15 - Slide
Verhoudingentaal
Een fietsverhuurbedrijf heeft in totaal 320 fietsen.
Drie
van de
acht fietsen zijn damesfietsen.
Wat is de kleinste verhouding damesfietsen : herenfietsen?
Hoeveel damesfietsen zijn er totaal?
Damesfietsen
Herenfietsen
Totaal fietsen
3
8
5
3
5
32
320
20
1 2
200
120
Slide 16 - Slide
Verhoudingentaal
Een school heeft 3200 studenten.
3
op de
8 studenten komen met de fiets naar school.
Slide 17 - Slide
Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de kleinste verhouding blauw : totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7
Slide 18 - Quiz
Evelien mengt de blauwe en gele verf.
Hoeveel liter heeft zij van elke kleur nodig
om 21 liter groene verf te maken? (Blauw : Geel)
3
4
A
3 : 4
B
9 : 12
C
12 : 9
D
6 : 8
Slide 19 - Quiz
De omschrijving is
5 van de 8
Welke verhouding hoort hierbij?
A
5 : 8
B
5 : 13
C
5 : 3
D
3 : 8
Slide 20 - Quiz
De omschrijving is
3 per 7
Welke verhouding hoort hierbij?
A
3 : 7
B
3 : 4
C
7 : 3
D
4 : 3
Slide 21 - Quiz
De omschrijving is
5 per 9
Welke verhouding hoort hierbij?
A
5 : 4
B
9 : 5
C
5 : 9
D
4 : 5
Slide 22 - Quiz
De omschrijving is
4 per 5
Welke verhouding hoort hierbij?
Slide 23 - Mind map
De omschrijving is
3 op de 10
Welke verhouding hoort hierbij?
A
3 : 7
B
7 : 10
C
3 : 10
D
7 : 3
Slide 24 - Quiz
Het verband tussen:
verhoudingen, breuken en procenten
Slide 25 - Slide
Verhoudingen, breuken en procenten
1 van de 4 lampjes is rood.
deel van de lampjes is rood.
25% van de lampjes is rood.
4
1
Slide 26 - Slide
1 van de 2
2
1
Slide 27 - Slide
Welk deel van de kopjes is blauw?
Hoeveel procent is er blauw?
Welk deel van de kopjes is rood?
Hoeveel procent is er rood?
Slide 28 - Slide
Welke beweringen zijn juist?
A
25% van de cirkel is wit.
B
drie kwart van de cirkel is blauw.
C
1/5 deel van de cirkel is blauw.
D
75% van de cirkel is wit.
Slide 29 - Quiz
breuk: 1/5
verhouding: 1 : 4 of
1 van de 5
percentage: 50%
breuk: 1/4
verhouding: 1 : 3 of
1 van de 4
percentage: 25%
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.
Slide 30 - Slide
Aan de slag!
Maak voor de volgende les:
3.4 Verhoudingentaal
3.5 Verhoudingen, breuken en procenten
In lesweek 4 staat domeintoets 3 op de planning.
Slide 31 - Slide
Procenten?
Slide 32 - Slide
Procenten
Het woord procent betekent letterlijk:
per honderd
.
6 van de 100
hokjes zijn grijs:
6%
is grijs.
12 van de 100
hokjes zijn rood:
12%
is rood.
Slide 33 - Slide
Procenten herkennen en gebruiken
De boot is afgebeeld in een honderdveld.
Hoeveel vakjes zijn er geel?
Hoeveel % is dat?
Slide 34 - Slide
even oefenen
Hoeveel ml vloeistof zit er in deze buis?
Hoeveel ml kan er nog bij in deze buis?
Voor hoeveel procent is deze buis gevuld?
Deze buis wordt voor 75% gevuld.
Hoeveel ml. vloeistof moet er worden bijgeschonken om deze buis te vullen tot 75%?
Slide 35 - Slide
breuk: 1/5
verhouding: 1 : 4 of
1 van de 5
percentage: 50%
breuk: 1/4
verhouding: 1 : 3 of
1 van de 4
percentage: 25%
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.
Slide 36 - Slide
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.
Slide 37 - Mind map
Welk deel van de geparkeerde auto's is wit?
Hoeveel procent van deze auto's is wit?
Welk deel van de geparkeerde auto's is blauw?
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
(T)huiswerk
Maak domein 3 af en begin aan domein 4.1 en 4.2
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Slide
Een verhouding lezen....
is belangrijk om te snappen wat er staat.
helpt je om de juiste getallen op te schrijven, en
Zorgt ervoor dat je dus weet
wat
je moet berekenen.
Slide 48 - Slide
Een verhouding ...
A
Gaat altijd over het totaal.
B
Vertelt je hoe is verdeeld is.
C
Kan je niet gebruiken om te vergelijken.
D
Gebruik je om te schatten.
Slide 49 - Quiz
Er zijn verschillende soorten
1 van de 5
1 op de 5
1 per 5
1 staat tot 5
....
Wat is nu het verschil?
Slide 50 - Slide
Sleep de juiste verhouding naar de juiste
1 : 4
1 : 5
2 : 5
2 : 7
2 : 3
1 van de 5
1 staat tot 5
2 per 7
2 staat tot 7
2 op de 5
Slide 51 - Drag question
De taal maakt dus uit.
2 staat tot 7 betekent dus:
2 van het
ene
en 7 van het
andere
.
2 : 7
Slide 52 - Slide
En de andere?
2 op 7
2 van de 7
2 per 7
2
van het totaal
7
2 : 5
(= samen 7)
Groot verschil dus ...
Slide 53 - Slide
Slide 54 - Video
opgaven maken
Maak opg. 18 t/m 20 + 22 t/m 24 (blz. 60-62)
klaar? maak opg. 29 t/m 32 (blz. 64)
Slide 55 - Slide
More lessons like this
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten wk 2 of 3
March 2024
- Lesson with
32 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
3.3, 3.4 en 3.5
20 days ago
- Lesson with
35 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten
September 2023
- Lesson with
42 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen
December 2023
- Lesson with
27 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3.4 Samengestelde eenheden omrekenen, breuken en procenten niv3
May 2024
- Lesson with
23 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3 Samengestelde eenheden omrekenen, breuken en procenten niv3
March 2023
- Lesson with
39 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten
December 2022
- Lesson with
30 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1
Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten
February 2024
- Lesson with
54 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 1