H4 - Woche 47 - Stunde 1 & 2

H4 - Woche 47 - Stunde 1 & 2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 - Woche 47 - Stunde 1 & 2

Slide 1 - Slide


Planung Stunde 1
  • Prüfen: Vokabeln K2 Lek. 4 D-N 
  • Neue Vokabeln: K2 Lek. 5 D-N + Aufg. 45
  • Grammatik: Präpositionen und Fälle

Planung Stunde 2
  • Grammatik: Werkwoorden met een naamval
  • Machen: K2 Lek. 5 Aufg. 51, 52, 53, 54

Zeit übrig = Lernen Vokabeln K2 Lektion 4 D-N


Ziele
  • Du lernst neue Vokabeln kennen und erweiterst deine Wortschatz.

  • Du kennst die Verben mit einem Fall und kannst nach einem Verb den richtigen Fall bestimmen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Wortschatz - Kapitel 2 - Lektion 5
Besprechen: Lernbox Lektion 5 (D-N) (S. 101)
Machen: Aufgabe 45 (S.86)
Zeit: 5 Min, danach Aufgabe besprechen
Fertig = Lernen Lernbox Lek. 5
timer
5:00

Slide 4 - Slide

3e naamval
4e naamval
?

Slide 5 - Slide

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 3e naamval?
A
waar
B
waar en waarheen
C
wanneer en waarheen
D
waar en wanneer

Slide 6 - Quiz

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 4e naamval?
A
wanneer en waarheen
B
waar en waarheen
C
waarheen/beweging

Slide 7 - Quiz

Grammatik - (keuze)voorzetsels
Arbeite zu dritt oder zu viert. 
Leg het overzicht met de voorzetsels zichtbaar op tafel. De kaartjes liggen omgekeerd op een stapel op tafel. één leerling pakt een kaartje en maakt een volledige Duitse zin met een passend voorzetsel naar keuze i.c.m. de juiste naamval. Als de zin klopt, houd je het kaartje. Klopt de zin niet, moet het kaartje terug.
Bijv: Karte: Park.   &    Voorzetsel: in --> Ich gehen in den Park

Hulpmiddel: Vakboek Spickzettel Grammatik (S.134 & 135)

Vragen / twijfel = vraag je docent
timer
20:00

Slide 8 - Slide

der-Gruppe bestaat uit:
1. de lidwoorden
2. dies-, jen, jed-, manch- welch-, solch-, all-

M
V
O
MV
1e
der 
die 
das 
die 
3e
dem 
der 
dem 
den ... n
4e
den 
die 
das 
die 
Help!
Herhalen ein-Gruppe:
zie de les over de 1e naamval & ein-Gruppe
Voorbeelden DER- GRUPPE:
Er geht mit dem Fugzeug (o) nach Spanien.
Sind das die Eintrittkarten für die Vorstellung (v)?
Nach dem Film (m) gehen wir gleich nach Hause. 








Slide 9 - Slide

uitleg
ein-Gruppe bestaat uit: 
mijn - mein   
jouw - dein    
zijn - sein       
haar - ihr 
ons - unser
jullie - euer
uw - Ihr
(g)een - (k)ein
M
V
O
MV
1e
ein
eine
ein
keine
3e
einem
einer
einem
keinen ... n
4e
einen
eine
ein
keine
Voorbeelden EIN-GRUPPE

Ich gehe mit meinen Freunden (mv) zu einer Party (v). 

Ohne seine Familie (v) hat er eine Reise gemacht. 

Ich muss nachmittags zu einem Kochkurs (m)

Slide 10 - Slide

Grammatik - Präpositionen und Fälle
Machen: K2 Lek. 4 : Aufg. 40, 41, 42  (S.84)
Hilfsmittel: Grammatik (Vakboek) Paragraf 18

Fragen oder Hilfe?: Melde dich bei der Lehrerin

Zeit: 15 Minuten, danach besprechen

Fertig: Lernen: Lernbox Lektion 4 (D-N)
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Nächste Stunde
Sprechen: Tagesablauf

Grammatik: wiederholen (Wechsel)Präpositionen

Lesen: Examen Havo & Vmbo

Sehen & Hören: Neuneinhalb

Slide 12 - Slide