Signaalwoorden

Les 57: signaalworden
- Welkom! :) 
- Pak je spullen voor je (leesboek, laptop, lesboek, schrift en pen).
- We gaan eerst 5 minuten lezen :) 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les 57: signaalworden
- Welkom! :) 
- Pak je spullen voor je (leesboek, laptop, lesboek, schrift en pen).
- We gaan eerst 5 minuten lezen :) 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat signaalwoorden zijn en kan ik deze vinden in een tekst of zin. 

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden

Slide 3 - Mind map

Signaalwoorden voorbeelden

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Wat is een signaalwoord?

• Alinea's en zinnen hebben een relatie  met elkaar -> tekstverbanden

Signaalwoorden (verbindingswoorden) geven het verband aan tussen zinnen en alinea’s.

Slide 6 - Slide

Tijd (volgorde waarin iets gebeurt) 

Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, hierna, , vervolgens, later, ten eerste, ten slotte,  later,  oorspronkelijk, intussen 

Slide 7 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 8 - Quiz

Opsomming (verschillende dingen die bij elkaar horen)
en, ook, verder, daarbij, bovendien, daarnaast, een ander…, ten eerste, vervolgens, eveneens, noch… noch…, zowel… als…., niet alleen… maar ook…, tevens, voorts, ten slotte

Slide 9 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 10 - Quiz

Tegenstelling
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), al(hoewel), desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, terwijl (in de betekenis van hoewel)

Slide 11 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: De PvdA is .... de SP een linkse partij.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 12 - Quiz

Oorzaak – gevolg
oorzaak:)  doordat, door, de oorzaak is…, te danken/wijten aan, ten gevolge van
(gevolg:) daardoor, hierdoor, waardoor, leidt tot…., zodat,
het gevolg/resultaat/effect (daarvan) is

Slide 13 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor

Slide 14 - Quiz

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 15 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
De partijen voeren campagne,..... ze de kiezers proberen over te halen om op hun te stemmen.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat

Slide 16 - Quiz


Voorbeeld/ toelichting
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij 

Slide 17 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen standpunt t.o.v. het onderwijs .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 18 - Quiz

Reden
omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens, aangezien, daarom, dus  

Slide 19 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 20 - Quiz

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, ( niet als),
mits(= alleen als) 
 aangenomen dat
gesteld dat

Slide 21 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 22 - Quiz

Samenvatting / conclusie
kortom, samengevat, al met al, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan, met andere woorden

dus, vandaar, daarom, om die redenen, dan ook, kortom, al met al, concluderend, dat betekent, aldus, hieruit volgt

Slide 23 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
 - Wat? Maken opdracht 1 t/m 5
- Waar? Les 57 op blz. 118
- Hoe? Individueel of in tweetallen
- Tijd? 10- 15 min.
- Hulp? LessonUp, boek, klasgenoot of docent
- Klaar? Leesboek lezen

Slide 25 - Slide