This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
5. Verzorgingsstaat
3. Onderwijs
Slide 1 - Slide
Voor wie is de verzorgingsstaat?
A
Voor alle mensen die geld nodig hebben
B
Voor alle burgers
C
Voor alle mensen die werkloos zijn
D
Voor alleen de mensen die onder het minimumloon zitten
Slide 2 - Quiz
Solidariteit is:
A
Mensen accepteren ook al hebben ze andere waarden dan jij
B
Altijd zo veel mogelijk mensen het ergens mee eens laten zijn
C
De ultieme middenweg tussen politiek links en rechts
D
Gevoel van saamhorigheid en samen consequenties dragen
Slide 3 - Quiz
Wat is geen gebied waaruit de verzorgingsstaat werkt?
A
Veiligheid en Justitie
B
Gezondheidszorg
C
Onderwijs
D
Sociale zekerheid
Slide 4 - Quiz
In een nachtwakersstaat is er meestal sprake van een vrijemarkteconomie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Wat is een nachtwakersstaat?
A
Samenleving waarin men laat naar bed gaat
B
Samenleving waarin de overheid voor welzijn en welvaart zorgt
C
Samenleving waarin de staat alleen voor de openbare orde zorgt
D
Samenleving waarin de staat alleen voor het welzijn, maar niet voor de welvaart zorgt
Slide 6 - Quiz
Wie ontvangen er allemaal AOW?
A
De mensen die hebben gewerkt boven de 67
B
De mensen die niet hebben gewerkt, boven de 67
C
Alle mensen boven de 67
D
Alleen mensen die premie hebben betaald boven de 67
Slide 7 - Quiz
Wat is niet waar over de participatiesamenleving?
A
De overheid laat nu alles aan de burgers zelf over.
B
De part. komt voort uit noodzakelijke bezuinigingen.
C
We leven in een informatiesamenleving met mondige burgers.
D
Vergrijzing en ontgroening dragen bij aan de hoge kosten.
Slide 8 - Quiz
Welk voorbeeld past goed bij de participatiesamenleving?
A
Mensen moeten hard en lang werken in fabrieken en mijnen
B
Als je in de bijstand komt, krijg je meer dan genoeg geld om van rond te komen
C
Iedereen moet voor zichzelf zijn eigen AOW betalen
D
Bij je oma langsgaan om boodschappen voor haar deur te zetten
Slide 9 - Quiz
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je uitleggen...
- Wat de Leerplichtwet inhoudt.
- Wat een (start)kwalificatie is.
- Wat de drie doelen van de overheid op het gebied van onderwijs zijn.
- Hoe de overheid probeert sociale ongelijkheid terug te dringen.
Slide 10 - Slide
Leerplichtwet
Ingevoerd in 1901.
Iedereen tussen 6 en 12 jaar moet onderwijs volgen (behalve kinderen in de landbouw en meisjes die helpen in het huishouden).
Nu: iedereen van 5 tot 16 verplicht naar school
Slide 11 - Slide
Startkwalificatie
Sinds 2007: kwalificatieplicht
Tot je 18e leerplichtig als je geen startkwalificatie hebt behaald; mbo 2-, havo- of vwo-diploma.
Overheid probeert hierdoor jouw kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Slide 12 - Slide
Controle
Bij spijbelgedrag grijpt de leerplichtambtenaar in. Controleert of je als leerplichtige ingeschreven staat bij een school.
Onderwijsinstellingen worden op kwaliteit beoordeeld door de onderwijsinspectie.
Overheid stelt kaders om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken, dit doen ze door voor ieder vak eindtermen vast te stellen. (CSE's)
Slide 13 - Slide
Doelen onderwijs
Zorgen voor een goed opgeleide beroepsbevolking om te kunnen concurreren met het buitenland en in te spelen op de veranderende arbeidsmarkt.
Ongelijkheid terugdringen.
Iedereen de kans geven om zijn of haar talenten te ontwikkelen.
Slide 14 - Slide
1. Goed opgeleide beroepsbevolking
De arbeidsmarkt verandert voortdurend.
Studenten en werknemers moeten steeds nieuwe stof en vaardigheden leren.
Meer mensen aan het werk zijn/blijven: minder geld nodig voor uitkeringen.
Goed opgeleide beroepsbevolking betekent niet automatisch een hoogopgeleide beroepsbevolking: want je hebt ook voldoende ambachtslieden nodig.
Slide 15 - Slide
2. Ongelijkheid terugdringen
Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling in de maatschappij van kennis, inkomen, status en (politieke) macht.
Kinderen met lageropgeleide ouders kunnen vaak niet het onderwijs krijgen dat ze aan zouden kunnen.
Slide 16 - Slide
3. Talenten ontwikkelen
Mensen met een diploma krijgen vaak een betere baan en verbeteren hun maatschappelijke positie.
Makkelijke doorstroming van vmbo naar mbo of havo, hbo of universiteit.
Brede brugklassen: leerlingen met verschillende adviezen in de eerste jaren van de middelbare school bij elkaar in de klas. Leerlingen krijgen dan meer tijd om er achter te komen op welk niveau zij het beste presteren.
Slide 17 - Slide
Kansenongelijkheid
Erg hoog in het onderwijs.
In vergelijking met 10 jaar geleden gaan meer leerlingen naar de havo of het vwo.
Ook meer leerlingen naar een hogeschool of universiteit.
Belangrijk: steeds meer meisjes!
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Wanneer is de leerplichtwet ingevoerd?
A
1349
B
1901
C
1798
D
1946
Slide 20 - Quiz
Tot welke leeftijd ben je leerplichtig?
A
15
B
16
C
17
D
18
Slide 21 - Quiz
Sociale ongelijkheid komt voort uit
A
Verschil in inkomen
B
Verschil in sociaal milieu
C
Verschil in opleiding
D
A, B en C
Slide 22 - Quiz
Wat is sociale ongelijkheid?
A
Groepen mensen die hun rijkdom niet delen
B
Groepen mensen die te lui zijn om te werken
C
Ongelijkheid in hoe de welvaart verdeeld is in een land
D
Ongelijkheid in hoe mensen wonen
Slide 23 - Quiz
5. Verzorgingsstaat
4. Gezondheidszorg
Slide 24 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je uitleggen...
- met wie je te maken krijgt als je zorg nodig hebt
- hoe Nederland omgaat met oplopende zorgkosten
- wat verschillende vormen van zorg zijn en hoe die bijdragen aan het welzijn en welvaart van een land
Slide 25 - Slide
(recht op) gezondheidszorg
Het is de taak van de overheid om te zorgen dat iedereen gelijke toegang heeft tot goede en betaalbare gezondheidszorg
Meer aandacht voor preventie; campagnes tegen roken/vapen/alcohol etc
Goede gezondheidszorg verbetert het welzijn van de burgers en draagt bij aan de welvaart van een land. (gezonde burgers kunnen een bijdrage leveren aan de maatschappij)
Slide 26 - Slide
Zorgverzekering
Vanaf je 18e de plicht om een zorgverzekering af te sluiten. Kinderen zijn gratis meeverzekerd met hun ouders.
Via belastingen draag je bij aan de financiering van de zorg.
Laag inkomen (onder €37.496 per jaar)? Dan heb je recht op zorgtoeslag (tot max €123 per maand).
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Kosten
Met een basisvezekering ben je verzekerd voor ziekenhuisopnames, medicijnen, huisarts. De premie is ongeveer €115 per maand.
Met de aanvullende verzekering kun je je voor bijvoorbeeld fysiotherapie en de tandarts verzekeren.
Ook heb je een eigen risico vanaf €385, waarbij je de eerste paar 100 euro aan zorgkosten zelf moet betalen.