5 D+H

Bonjour 3VA
Bonjour 3VA
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Bonjour 3VA
Bonjour 3VA

Slide 1 - Slide

Leren voor de toets (volgende week do)
Niet-Kiezers Chapitre 5 Boek B (page 42-43)
Leren: 
Phrases-clés C en G (F-N) 
Delend lidwoord en werkwoord Venir

Kiezers Chapitre 5 Boek B (page 42-43)
Leren: 
Phrases-clés C en G (N-F) 
Delend lidwoord en werkwoord Venir

In het boek staat het nogal summier uitgelegd, dus leer deze LessonUp
alle leerstof voor de toets staat in deze LessonUp

Slide 2 - Slide

Wat is een delend lidwoord?
Als er in het Nederlands een onbepaalde of ontelbare hoeveelheid wordt aangegeven (thee, water, chips) bij een zelfstandig naamwoord (znw), dan komt er in het Nederlands geen lidwoord voor het znw. 
In het Frans wel: het delend lidwoord (du, de la, de l', des) vóór het zelfstandig naamwoord. Bijv. 
Je prends du thé  = ik neem thee
Je mange du poisson = ik eet vis
J'achète des légumes = ik koop groenten
Il y a des noix dans ce plat? = zitten er noten in dit gerecht?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Delend lidwoord: als je in het NL geen lidwoord gebruikt
mannelijk zelfst. nw. 
du
vrouwelijk zelfst. nw. 
de la
meervoud
des 
zelfst. nw begint met klinker of h 
de l' 
  Leer ze uit je hoofd!!

Slide 5 - Slide

Exemples 
 Je mange toujours du poisson
Ik eet altijd vis
J'achète de la viande.
Ik koop vlees 
Je voudrais de l'eau
Ik zou graag water willen
Je mange toujours des croissants
Ik eet altijd croissants

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
Je gebruikt de of d' na:
1. een ontkenning (je ne mange pas de viande)
2. na een hoeveelheid (un kilo de pommes, un verre eau)
3. na "aimer, détester, adorer, préférer (ezelsbruggetjes om te onthouden = ADAP) komt een lidwoord (j'aime les chiens)

Slide 7 - Slide

1. Ontkenning
Na een ontkenning:

-Je ne mange pas de croissants (ik eet geen croissants)
-Je n'achète pas de bananes (ik koop geen bananes)





Slide 8 - Slide

2. Na een hoeveelheid
Na een hoeveelheidswoord: dan gebruik je "DE" 
-Deux kilos de légumes (2 kilo groenten), deux litres de vin (2 liter wijn)

- Ook woorden zoals: beaucoup de.., une bouteille de.., un verre de.., un peu de, trop de...., un paquet de...., etc. (let op; hier gebruik je geen "du", etc, maar alleen "de")




Slide 9 - Slide

2. Na een hoeveelheid 
beaucoup d'enfants (veel kinderen)
une bouteille de vin (een fles wijn)
un verre d'eau (een glas water) LET OP: ik wil water = je voudrais de l'eau
un peu de sel (een beetje zout)
trop de poivre (te veel peper)
un paquet de vêtements (een pakketje kleren)
le jus d'orange (de sinaasappelsap)
LEER DEZE UIT JE HOOFD!!




Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je geen "de of d'..'?
-bij een GETAL

Als er een getal staat gebruik je geen delend lidwoord of de/d' !

Je voudrais trois tomates (ik wil graag 3 tomaten)
Je mange deux pizza's (ik eet 2 pizzas)





Slide 11 - Slide

3. Aimer, préférer, adorer en détester







Let op: je préfère,  tu préfères,  il; elle préfère,  nous préférons, vous préférez 
ils; elles préfèrent 

aimer
houden van
préférer
voorkeur geven aan/hebben voor
adorer
dol zijn op
détester
een hekel hebben aan

Slide 12 - Slide

3. Aimer, préférer, adorer en détester
- na "aimer, détester, adorer, préférer (ezelsbruggetjes om te onthouden = ADAP) komt altijd een lidwoord (ook na ontkenning!!)
- J'aime les croissants (ik houd van croissants), mais je n'aime pas les pizzas (maar ik houd niet van pizza's)
- J'adore les chiens (ik ben dol op honden), mais je préfère les chats (préférer).
-Je ne déteste pas les devoirs (ik heb geen hekel aan huiswerk), mais j'adore les films (maar ik ben dol op films)


Let op: je préfère, tu préfères, etc

Slide 13 - Slide

Oefenen met water
- Ik wil graag water = je voudrais de l'eau (delend lidwoord)
-Ik drink een liter water = je bois une litre d'eau (hh)
-Ik neem geen water = je ne prends d'eau (ontkenning)
-Ik geef de voorkeur aan water = Je préfère l'eau (ADAP)
-Ik ben dol op water  = J'adore l'eau (ADAP)
-Ik houd niet van water = Je n'aime pas l'eau (ADAP + ontkenning)
Komt in de toets!!

Slide 14 - Slide

Oefenen met water
- Ik wil graag water = je voudrais de l'eau (onbepaalde hh)
-Ik drink een liter water = je bois une litre d'eau (hh)
-Ik neem geen water = je ne prends d'eau (ontkenning)
-Ik geef de voorkeur aan water = Je préfère l'eau (ADAP)
-Ik ben dol op water  = J'adore l'eau (ADAP)
-Ik houd niet van water = Je n'aime pas l'eau (ADAP + ontkenning)

Slide 15 - Slide

Samenvatting delend lidwoord
Je gebruikt het delend lidwoord (du, de l', de la en des): 
-bij een onbepaalde of ontelbare hoeveelheid (j'ai pris du café)
Je gebruikt de of d' na:
- een ontkenning (je ne mange pas de viande)
-na een hoeveelheid (un kilo de pommes, un verre d'eau)
-niet bij een getal: quatre pommes, sept bananes
-na aimer, détester, préférer en adorer wel een lidwoord, ook na ontkenning. ( j'aime le poisson, mais je n'aime pas la viande)

Slide 16 - Slide

Werkwoord venir

-Voor de kiezers: in de toets wordt de présent en de passé composé van venir door elkaar gevraagd

-Voor de niet-kiezers: in de toets wordt duidelijk aangegeven wanneer je de présent (je viens) moet invullen en wanneer de passé composé (je suis venu(e). Je moet dus goed weten wat dit is. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Présent
Ik kom
Je viens
Jij komt
Tu viens
hij / zij / men komt
il / elle / on vient
Wij komen
Nous venons / on vient
Jullie komen / u komt
Vous venez
Zij komen
ils / elles viennent

Slide 19 - Slide

Wanneer présent?

De présent (tt) gebruik je als iets vandaag (of) in de toekomst plaatsvindt 
Aujourd'hui, je viens chez toi! À plus! = ik kom vandaag bij jou, tot dan!
Tu viens à ma fête d'anniversaire vers sept heures? = kom je op mijn verjaardagsfeestje rond 17 uur?

Slide 20 - Slide

Maak deze nu voor jezelf en op de volgende slide staan de antwoorden.

Slide 21 - Slide

viens
vient
viennent
viens
venons

Slide 22 - Slide

Passé Composé








de "e" is voor vrouwelijk en de "s" voor meervoud
ik ben gekomen
je suis venu(e)
jij bent gekomen
tu es venu(e)
hij / zij / men is gekomen
il est venu / on est venu / elle est venue
wij zijn gekomen
nous sommes venu(e)s / on est venu(e)s 
jullie zijn gekomen / u bent gekomen
vous êtes venu(e)s 
zij (M of MV) of zij (V) zijn gekomen
ils sont venus / elles sont venues 

Slide 23 - Slide

Wanneer passé composé?


De passé composé gebruik je als iets in het verleden plaatsvond.

Il y a trois jours (3 dagen geleden), je suis venu(e) chez toi! 
Hier (gisteren) tu es venu(e) à ma fête d'anniversaire.

Slide 24 - Slide

Maak deze nu voor jezelf en op de volgende slide staan de antwoorden.

Slide 25 - Slide

viens (présent)
sont venus (pc)
viens (présent)
est venue (pc)
est venu (pc)

Slide 26 - Slide

Phrases-clés C en G

-Voor de kiezers: leren N-F (bij de toets krijg je een plaatje te zien, waarbij je deze zinnen toe moet passen)

-Voor de niet-kiezers: leren F-N (bij de toets moet je de zinnen in de juiste volgorde zetten).

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

De toets is in Kwizl
Wil je alvast inloggen in Kwizl?
Dat is heel belangrijk dat je dat doet, want ik moet de toetsen koppelen per leerling (kiezers en niet-kiezers) 
De code is 75ZGCC 

Neem je je opgeladen iPad mee? 
Bonne chance!!

Slide 30 - Slide