This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
Slide 1 - Slide
Huiswerk vorige les
Slide 2 - Slide
Deze les leer je:
Wat is het minimum en het maximum van de grafiek.
Hoe teken je een grafiek bij een formule.
wat een verband is.
Wat een variabele is.
Wat de richtingscoëfficient is .
wat een lineair verband is.
Slide 3 - Slide
3.2 Lineaire grafiek bij een formule
De inkomsten van een vakkenvuller kun je berekenen met de volgende formule:
Dit noem je een woordformule (er staan woorden in)
Hierin zijn de woorden de variabelen.
Hier zijn de variabelen dus Inkomsten en tijd.
Daarbij horen eenheden. In dit geval euro en uren.
Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren
Slide 4 - Slide
De woordformule kun je ook korter schrijven.
Je gebruikt dat letters.
Inkomsten in euro = 4,50 x tijd in uren
wordt dan
I = 4,50t
Slide 5 - Slide
Vaak staat er onder de formule meer info:
K = 4,50 + 5,20a
K = kosten in euro de variabelen hier zijn K en a
a = aantal kilo de gebruikte eenheden euro en kilo
Slide 6 - Slide
Welke variabelen zitten er in de formule:
Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren
Slide 7 - Quiz
Welke eenheden zitten er in de formule:
Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren
Slide 8 - Quiz
Wat is de verkorte formule voor:
Gewicht in kg = 35 + 2,5 x aantal weken
Slide 9 - Open question
In een lineaire formule hebben we een begingetal (kan ook 0 zijn) en een richtingscoefficient (afgekort r.c.). De r.c. wordt soms ook daalgetal of stijggetal genoemd.