Engels To be tt, vt, vrag ontk HSX

To be
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

To be

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je ken alle vormen van het werkwoord 'to be', in de tegenwoordige tijd.
Je weet hoe je ze kunt afkorten.
Je weet wanneer je welke vorm moet gebruiken.
Je weet hoe je er een vraag mee moet maken.
Je weet hoe je er een ontkenning mee moet maken.

Slide 2 - Slide

Beroemde uitspraak uit Hamlet

Slide 3 - Slide

to be
to be = werkwoord (verb)
to be = zijn

Slide 4 - Slide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 5 - Slide

enkele vragen

Slide 6 - Slide

To be betekent:
A
hebben
B
zijn
C
doen

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de vormen van 'to be'?
A
I - you -he
B
am - are - is
C
are
D
geen idee

Slide 8 - Quiz

To be:
We...
A
is
B
am
C
are

Slide 9 - Quiz

To be:
They...
A
are
B
am
C
is

Slide 10 - Quiz

To be:
He...
A
are
B
am
C
is

Slide 11 - Quiz

To be: I
A
are
B
am
C
is

Slide 12 - Quiz

ontkennend maken

Slide 13 - Slide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(ont-
kennend)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 14 - Slide

Vragend maken

Slide 15 - Slide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 16 - Slide

Even oefenen

Slide 17 - Slide


To be:
... it going to be a difficult test?
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 18 - Quiz

To be:
They ... happy.
A
is
B
am
C
are

Slide 19 - Quiz

To be
Wat zijn 3 vormen van to be?

Slide 20 - Open question

(to be)
I ......... happy.

Slide 21 - Open question

Maak de ontkenning met 'to be':
She ...... (to be) happy.

Slide 22 - Open question

'To be' in de verleden tijd
ik was                   I was
jij was                   you were
hij zij/het was   he/she/it was
wij waren             we were
jullie waren         you were
zij waren              they were

Slide 23 - Slide

Ontkennend in de verleden tijd
ik was niet                           I was not (wasn't)
jij was niet                           you were not (weren't)
hij zij/het was niet           he/she/it was not (wasn't)
wij waren niet                    we were not (weren't)
jullie waren niet                you were not (weren't)
zij waren niet                     they were not (weren't)

Slide 24 - Slide

Vragen en ontkenningen
Vragen en ontkenningen maken werkt hetzelfde als met dit werkwoord in de tegenwoordige tijd:

I was the best dancer of the team.
Was I the best dancer of the team?
I wasn't/ was not the best dancer of the team.

Slide 25 - Slide

Even oefenen

Slide 26 - Slide

In de verleden tijd
Schrijf de verleden tijdsvorm op die hier hoort te staan.

John ...........  a football player in 1980.

Slide 27 - Slide

In de verleden tijd
Schrijf de verleden tijdsvorm op die hier hoort te staan.

My parents .................   married when they bought this house.

Slide 28 - Slide

In de verleden tijd
Schrijf de verleden tijdsvorm op die hier hoort te staan.
Maak hem nu ook ontkennend!

John ...........  a football player in 1980.

Slide 29 - Slide

In de verleden tijd
Schrijf de verleden tijdsvorm op die hier hoort te staan.
Maak hem nu ook ontkennend!

My parents .................   married when they bought this house.

Slide 30 - Slide

Resumerend
De lesdoelen waren:
Je ken alle vormen van het werkwoord 'to be' in de tegenwoordige tijd.
Je weet hoe je ze kunt afkorten.
Je weet wanneer je welke vorm moet gebruiken.
Je weet hoe je er een vraag mee moet maken.
Je weet hoe je er een ontkenning mee moet maken.

Doelen bereikt?

Slide 31 - Slide

EINDE

Slide 32 - Slide