NN H2 Figuurlijk taalgebruik

 H. 2 Woordenschat klas 2



  Figuurlijk taalgebruik 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 H. 2 Woordenschat klas 2



  Figuurlijk taalgebruik 

Slide 1 - Slide

Leerdoel
  • Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen.
  • Je kunt de betekenis van figuurlijk taalgebruik opzoeken in een woordenboek.
  • Je kunt de betekenis van moeilijke woorden vinden.

Slide 2 - Slide

Bekijk en lees de cartoon

Slide 3 - Slide

Wat weet je over
figuurlijk taalgebruik?

Slide 4 - Mind map

Letterlijk
Figuurlijk
Vannacht had hij een griezelige droom 
Draaien ze dat liedje op de radio nu alweer!
De voetballer schopt de bal naast het doel.
Mike schopte tegen alle regels.
Het wordt tijd dat iemand hem uit de droom helpt.
Het is met jou steeds hetzelfde liedje!

Slide 5 - Drag question

Figuurlijke betekenissen kun je opzoeken in een woordenboek. Bij welk woord ga je zoeken?
A
Het eerste woord uit de uitdrukking.
B
Het 1e zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking.
C
Een belangrijk woord uit de uitdrukking.

Slide 6 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik
  • In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen. 
  • Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen. 
  • Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen. 
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak figuurlijk.
  • Figuurlijk taalgebruik maakt een tekst vaak mooier.

Slide 7 - Slide

Neem figuurlijk taalgebruik niet letterlijk

Slide 8 - Slide

Test je kennis!

Slide 9 - Slide

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 12 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 13 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 14 - Quiz

De jachthut ligt aan de voet van de berg.
'Wat betekent aan de voet van de berg?'

Slide 15 - Open question

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 16 - Quiz

Bij welk woord in het woordenboek zoek je de betekenis van:
Sta je er met je neus bovenop?
A
sta
B
er
C
neus
D
bovenop

Slide 17 - Quiz


Vul de betekenis in van: sta je er met je neus bovenop . (Gebruik je woordenboek)

Slide 18 - Open question

Ik stel deze vraag over H.2 Woordenschat:

Slide 19 - Open question

Aan de slag...
Maak opdracht 1 t/m 4 (p.50 t/m 52)

Slide 20 - Slide