Leesvaardigheid examen

Inleiding

De schrijver probeert de aandacht van de lezer te krijgen.

Er zijn verschillende manieren om dat te doen.


1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Inleiding

De schrijver probeert de aandacht van de lezer te krijgen.

Er zijn verschillende manieren om dat te doen.


Slide 1 - Slide

Slot

In het slot rondt de schrijver de tekst af.

Ook dit kan op verschillende manieren.

Slide 2 - Slide

Tekstopbouw: Inleiding en slot
Functies  inleiding:
* onderwerp noemen
* de aanleiding noemen
*de centrale vraag stellen
* de mening van de schrijver geven
*een samenvatting
Functies slot:
* conclusie geven
* samenvatting geven
* advies geven
* waarschuwing geven
* toekomstverwachting

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Je hebt de inleiding gelezen. Wat doet de schrijfster om je aandacht te trekken? (twee antwoorden juist)
A
Ze stelt een vraag.
B
Ze geeft haar mening.
C
Ze geeft een korte samenvatting.
D
Ze vertelt waarom ze de tekst schreef.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Je hebt de tekst en het slot gelezen. Wat doet de schrijfster om de tekst af te sluiten?
A
Ze geeft een samenvatting.
B
Ze geeft een waarschuwing.
C
Een geeft een conclusie.
D
Ze geeft een advies.

Slide 7 - Quiz

Lees deze inleiding
(1) Ik kan het me niet voorstellen: zonder opgaaf van reden abrupt uit iemands leven verdwijnen. Maar als ik de berichten moet geloven, gebeurt het op grote schaal. Sterker nog: het gebeurt zo vaak dat er in de Verenigde Staten dus een speciale term voor is verzonnen: ghosting. Dit is het abrupt verbreken van contact met iemand – bijvoorbeeld een voormalige romantische partner – door telefoontjes, berichtjes, enzovoort niet langer te accepteren of te beantwoorden.

Slide 8 - Slide

Hoe wordt de tekst ingeleid
A
Mening van de schrijfster over het onderwerp
B
een conclusie over het onderwerp van de tekst te trekken
C
een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uit te werken
D
het centrale probleem van de tekst te benoemen

Slide 9 - Quiz

Lees dit slot
(14) Het is dan ook hoog tijd voor nieuwe (on)geschreven regels over hoe we met elkaar omgaan. Regel één lijkt me duidelijk: ‘Gij zult niet ghosten.’

Slide 10 - Slide

Hoe wordt de tekst afgesloten?
A
aanbeveling
B
conclusie
C
samenvatting
D
toekomstverwachting

Slide 11 - Quiz

Tekstopbouw
  • Titel
  • Inleiding 
  • Kern/ middenstuk
  • Slot
  • Bron

Slide 12 - Slide

Waar moet je op letten?
  • Tussenkopjes
  • Alinea's
  • Kernzinnen
  • Tekstverbanden
  • Signaalwoorden
  • Afbeeldingen 

Slide 13 - Slide

Citeren

Slide 14 - Slide

Wat is een goed voorbeeld van een citaat?
A
Mijn leraar zei, jij hebt nu straf!
B
Mijn leraar zei: "Jij hebt nu straf!".
C
"Mijn leraar zei: Jij hebt nu straf!"
D
Mijn leraar zei: jij hebt nu 'straf'.

Slide 15 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van een citaat?
A
"Kom je mee"? zei Lisa
B
Kom je mee, "zei Lisa."
C
"Kom je mee, zei Lisa".
D
"Kom je mee?", zei Lisa.

Slide 16 - Quiz

Feit
  • controleerbaar of bewezen
  • waar of onwaar

Vorige week maandag was de vakantie afgelopen. 

We hebben vandaag een toets geschiedenis. 

Slide 17 - Slide

Welk van de volgende zinnen is géén feit?
A
Mijn vader is morgen jarig.
B
Spruitjes zijn smerig.
C
De voetbaltraining duurt anderhalf uur.
D
Een hond is een trouw dier.

Slide 18 - Quiz

Welk van de volgende zinnen is een feit?
A
Kinderarbeid zou verboden moeten worden!
B
Dat nieuwe nummer klinkt supergoed!
C
Wat een leuke jas heb je aan!
D
Roken is slecht voor je gezondheid!

Slide 19 - Quiz

Mening
  • Dat wat iemand ergens van vindt. 
  • Anders: standpunt - opinie - visie - overtuiging - stelling

Duitse grammatica is ontzettend moeilijk. 

De Efteling is het leukste pretpark van Nederland.

Slide 20 - Slide

Welk van de volgende zinnen is géén mening?
A
Joost is dol op skiën.
B
Dierproeven zijn onnodig.
C
De nieuwe auto van mij opa is echt een bejaardenkarretje.
D
Sommige kleuren staan jou echt niet.

Slide 21 - Quiz

 Argument
  • Ondersteunt een standpunt. 
  • Te herkennen aan de signaalwoorden omdat, want, namelijk... 

Je zou ook eens naar die winkel moeten gaan, want ze verkopen daar erg goede spullen. 

Slide 22 - Slide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
Presentatie begrijpend lezen doornemen (studiewijzer, week 3) Opdrachten maken:
Kader: §1.2 opdracht 1 t/m 9
GT: §1.2 opdracht 2, 3, 9 t/m 13

Slide 24 - Slide