kopie h6 vanaf 31

Bonjour!
HW: leren: herhalen 29b en 30a; herhalen bron F
maken: 31 in je werkboek, 32 in classroom
Als je wilt dat ik 31 ook nakijk, zet je die ook in classroom. Zet je er even boven welke oefening het is?
Mondeling: ik deel een document met jullie waarin je je naam in kunt vullen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour!
HW: leren: herhalen 29b en 30a; herhalen bron F
maken: 31 in je werkboek, 32 in classroom
Als je wilt dat ik 31 ook nakijk, zet je die ook in classroom. Zet je er even boven welke oefening het is?
Mondeling: ik deel een document met jullie waarin je je naam in kunt vullen.

Slide 1 - Slide

Welk werkwoord hebben we in dit hoofdstuk geleerd (ne en fa)?

Slide 2 - Open question

Aller is een regelmatig of een onregelmatig werkwoord? Waarom?

Slide 3 - Open question

Welke twee tijden kun je met gaan/aller maken?

Slide 4 - Open question

Bij de toekomend tijd, moet ik ..... werkwoorden gebruiken

Slide 5 - Open question

Het eerste werkwoord is een vorm van ......

Slide 6 - Open question

Het tweede werkwoord is het ..... werkwoord.

Slide 7 - Open question

Welke zin klopt?
(Ik ga een boek kopen)
A
Je vais un livre acheter
B
Je vais un livre achète
C
Je vais achète un livre
D
Je vais acheter un livre

Slide 8 - Quiz

Ex 31 : deel 1: Vandaag ..... 
Salut! Je suis à Paris. C'est super.
J'aime Paris. C'est une grande ville. On va boire quelque chose? On va au café? Qu'est-ce qu'on va faire après?

Slide 9 - Slide

ex. 31 - tweede deel: Morgen ...
Demain....
on va faire les magasins / faire du football / jouer de la guitare / 
on va au cinéma / au café / aller à un terrasse / visiter Paris...

Slide 10 - Slide

Ex 32: ik zie niets... ;-)
Herhaling bron E:

Slide 11 - Slide

je connais
A
ik ken
B
ik kijk
C
ik drink
D
ik laat

Slide 12 - Quiz

eerst
A
ensuite
B
d'abord
C
hier
D
tard

Slide 13 - Quiz

hier (gisteren) - aujourd'hui (vandaag)- ............... (morgen)

Slide 14 - Open question

Maak af: d'abord (eerst) - ........... (daarna)

Slide 15 - Open question

Bron F samen lezen
- kleur de le woorden blauw en de la woorden rood!
- le village lijkt op?
- l'avantage lijkt op?
- vergelijk: la chose / quelque chose
- seul(e): wat betekent de e?
- trop (de): te, teveel
- maak kaartjes!

Slide 16 - Slide

Zinnen F
J'habite à Paris.
Oui, parce que c'est une grande ville.
Dans mon quartier, il y a un café
On va au café à pied.

Slide 17 - Slide

De letters... hoe spreek je ze uit?

- é (école)
- è (près)
- à (à Paris)
- ou / où (bonjour)
- oeu / eu (soeur/ heure)
- ç (français)

- q (qui /quartier)
- g (grand/ gare/ gauche)

Slide 18 - Slide

ch. 8
ex. 3a, 4ab(c), 5abc
ex. 8abc, 10abc
ex. 11ab(c)
ex. 13ab, 16ab(c), 17ab(c)

Slide 19 - Slide