Hoofdtelwoorden en rangtelwoorden Duits H4 (Seite 111 Na Klar!)

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Zahlen

Leerdoel: Ik kan telwoorden en data gebruiken

Na klar! 4HV, Kapitel 3, Lektion 1

Hoofdtelwoord

(Kardinalzahl)

Rangtelwoord 

(Ordinalzahl)

eins

erste

einundzwangiste

dritte

hundertundfünf

Schreibe (hoofdtelwoorden):
1, 2, 3, 4, 5

Schreibe (rangtelwoorden):
1., 2., 3., 20., 53.

Schreibe als Wort:
Heute ist der (7.) __________ März.

Schreibe als Wort:
Heute findet das (100.) _________________  Rennen statt.

Schreibe als Wort:
Meine Tochter geht in die (9.) _________________  Klasse.

Der 12. Stock ist hell und luftig.

Der (22.) __________ Kunde gewinnt einen Preis!

Schreibe als Wort
Friedrich I. = Friedrich der ____________

Rangtelwoord en datum

- vast voorzetsel: op = am (an dem; +3)

--> Er hat am 1. März Geburtstag.                  ersten

--> Ich besuche dich am 15. Februar.          zwanzigsten 

Rangtelwoorden worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Ze staan daarom in een bepaalde naamval en krijgen de uitgang van het bijvoeglijke naamwoord.  

Naamval rangtelwoord

Der achtzehnte Februar   |  ist   |   ein Dienstag. 

Ich bin vom (=von dem) siebzehnten Juli bis zum (=zu dem) fünften August im Urlaub. 

Am (=an dem) 18. März habe ich Geburtstag.

Wir müssen am 27. Februar nicht zur Schule.

Übersetze:
van 7 tot 18 april

Ik begrijp de rangtelwoorden.

😒🙁😐🙂😃