Voorbereiding H3 toets Kapitel 12 en 13

haben, sein, werden
in de verleden tijd
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

haben, sein, werden
in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

werden
ich werde
du wirst
er/sie/es/man wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden
ich bin geworden

Slide 3 - Slide

2 betekenissen 
- worden & zullen 

Slide 4 - Slide

betekenis werden:

  • worden
  • zullen
Dit moet je uit de zin afleiden!!
Ich werde nächste Woche 18 Jahre alt (ik word)
Wir werden sehen was wir dann machen wollen (we zullen zien)

Slide 5 - Slide

Es ... morgen schönes Wetter.
(morgen = toekomst, dus geen verleden tijd!!!)
A
wird
B
werdet
C
wirst
D
werdt

Slide 6 - Quiz

Wurde oder würde?
Het werkwoord werden heeft twee verleden tijds vormen!!

Slide 7 - Slide

wurden en würden
Im Wald wurde es dunkel.  
In het bos  werd  het donker

Würdest du dieses Bild kaufen?
Zou jij dit schilderij kopen?

wurden = werden                     würden = zouden

Slide 8 - Slide

wurden = werden
ich wurde 
du wurdest
er/sie/es/man wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

Slide 9 - Slide

würden = zouden
ich würde 
du würdest
er/sie/es/man würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden

Slide 10 - Slide

Der Hund ...... immer größer.
(verleden tijd)
A
wurde
B
würde
C
wird
D
werdet

Slide 11 - Quiz

Ich ... gestern 15 ...
gebruik het voltooid deelwoord
A
bin, geworden
B
bist, worden
C
bin, worden
D
sind, geworden

Slide 12 - Quiz

Ich ........ meine Hausaufgaben lieber am Abend machen
(ik zou mijn huiswerk liever s avonds maken)
A
wird
B
wurde
C
würde
D
werde

Slide 13 - Quiz

15.3 Seite 56

Slide 14 - Slide

ww: sein
verleden tijd
alle vormen beginnen met 
war
ich war
du warst
er/sie/es war
wir waren
ihr wart
sie/Sie waren
haben
Verleden tijd
alle vormen beginnen met hatte
Ich hatte
du hattest
er/sie/es hatte
wir hatten
ihr hattet
sie/Sie hatten

Slide 15 - Slide

ovt = onvoltooid verleden tijd
haben
welke is goed?
A
wir hatten
B
wir habten
C
wir hattet
D
wir haten

Slide 16 - Quiz

ovt van het werkwoord sein
(Welke van de 4 opties is goed?)
timer
0:10
A
ich bin
B
ich was
C
ich war
D
ich ware

Slide 17 - Quiz


Du ... letzte Woche eine Grippe.
vertaal en zoek het juiste werkwoord
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest

Slide 18 - Quiz

(Hebben)
...............ihr früher einen Hund?
A
habt
B
haben
C
hattet
D
hatten

Slide 19 - Quiz

1. Welke woorden horen bij de der-groep?
2. Welke woorden horen bij de ein-groep?
3. Wat is het verschil tussen deze groepen?
4. Waarom spreken wij van een sleutel bij de tabel met bijvoeglijke naamwoorden? 

Slide 21 - Slide

timer
2:00
schrijf nu het tabelletje van de der - groep op (vergeet niet de bijvoeglijke naamwoorden niet!)

Slide 22 - Mind map

Null-Gruppe
De nul-groep (Null-Gruppe) is een groep binnen het naamvallensysteem, waarbij er geen voornaamwoord vóór een zelfstandig naamwoord staat. Dit betekent dat bijvoeglijke naamwoorden zonder de/het/een of ander woord bij een zelfstandig naamwoord staan. Je kunt meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar hebben. Deze bijvoeglijke naamwoorden krijgen dan allemaal dezelfde uitgang *.
Gemotiveerde slimme kinderen begrijpen, dat de wereld heel groot is.
Motivierte *schlaue * Kinder verstehen, dass die Welt sehr groß ist.

Slide 23 - Slide

Oefenen
Om te oefenen klik je hier en hier.

Let op: schema hiernaast bevat niet de bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 24 - Slide

Leg uit: Welke uitgangen krijgen bijvoeglijke naamwoorden in de 0-Gruppe?

Slide 25 - Open question