Oudziende en verziende mensen zijn geholpen met een positieve lens.
Bijziende mensen zijn geholpen met een negatieve lens.
Lenssterkte (S) druk je uit in dioptrie.
S=f1
f=S1
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Vandaag
foto's James Webb -telesco
socrative test
afmaken practicum licht
6.1 en 6.2 nagekeken en verbeterd?
Voorbereiden 6.3 dmv samenvatting, overzicht of mindmap (huiswerkcontrole)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
cdn.jwplayer.com
Slide 8 - Link
Wat weet je over licht en sterren?
Wat is de snelheid van het licht?
300 000 km/h
Wat is een lichtjaar?
Hoe oud is de zon?
Door het isotoop rubidium in de meteorieten te bestuderen heeft men de leeftijd van de zon gedateerd op 4,6 miljard jaar. De zon is dus net even wat ouder dan de aarde
Wat is de afstand tot de dichts bijzijnde ster in het zonnestelsel?
Proxima Centauri ligt 4,25 lichtjaar van onze zon vandaan
Wat is de afstand tot het dichtsbijzijnde sterrenstelsel?
Andromedanevel ligt op 2,5 miljoen lichtjaar van de aarde.
Slide 9 - Slide
Zonachtige sterren zullen aan het einde van hun leven hun buitenste lagen de ruimte in laten vliegen en zo een planetaire nevel vormen.
Het galactische paar NGC 4567 en NGC 4568, ook wel bekend als de Vlinderstelsels, zijn net begonnen met botsen doordat de zwaartekracht hen naar elkaar toe trekt
Slide 10 - Slide
Socrative test 6.1 en 6.2
Slide 11 - Slide
Aan het werk
Afmaken practicum licht. ( 2 bladen)
Is 6-1 en 6-2 nagekeken?
Voorbereiden 6-3: maak aantekeningen, samenvatting of mindmap. (huiswerkcontrole)
Slide 12 - Slide
Tip:
Maak aantekeningen in je boek
Slide 13 - Slide
Huiswerk havo
Opdracht 41
Opdracht 46
Voor morgen
Online of in je boek.
Opdracht 47
Slide 14 - Slide
Huiswerk vwo
Opdracht 43
Opdracht 47
Voor morgen
Online of in je boek.
Opdracht 48
Slide 15 - Slide
6.1 Licht en beeld
Slide 16 - Slide
Je kunt uitleggen wat primair en secundair licht is.
Primair licht is afkomstig
van een lichtbron. Bijvoorbeeld een lamp, de zon of vuur.
Secundair licht is afkomstig van een voorwerp wat licht reflecteert. Bijvoorbeeld de maan of een reflector.
Slide 17 - Slide
Je kunt drie eigenschappen van licht noemen.
1) Licht beweegt in
een rechte lijn vanaf de
bron met 300 000 km/s.
2) Licht heeft een kleur, iets wat in je hersenen gebeurt.
3) Als een lichtstraal ergens heen kan, dan kan die ook terug.
Slide 18 - Slide
Je kunt uitleggen welke drie dingen een oppervlak kan doen met licht dat erop valt.
1) Het oppervlak kan het
licht absorberen en
omzetten in warmte.
2) Het oppervlak kan het licht doorlaten.
3) Het oppervlak kan het licht weerkaatsen.
Slide 19 - Slide
Je kunt het verschil tussen diffuus en spiegelend weerkaatsen aangeven.
Licht wat diffuus is weerkaatst gaat alle kanten op.
Licht wat spiegelend is weerkaatst gaat één kant op.
Slide 20 - Slide
Je kunt uitleggen en herkennen wat spitslichtjes zijn.
Spitslichtjes zijn spiegelende weerkaatsingen van een lichtbron.
Slide 21 - Slide
Je kunt spiegelbeelden construeren bij vlakke spiegels en daarmee lichtstralen construeren.
Slide 22 - Slide
Je kunt werken met de spiegelwet bij spiegelende oppervlakken.
Slide 23 - Slide
Je kunt uitleggen wat de vergrotingsfactor is.
De vergrotingsfactor geeft aan hoeveel keer zo groot een beeld is ten opzichte van een voorwerp.
Slide 24 - Slide
6.2 Breking
Slide 25 - Slide
Je kunt schetsen hoe lichtstralen naar de normaal toe breken als ze een stof ingaan.
Slide 26 - Slide
Je kunt schetsen hoe lichtstralen van de normaal af breken als ze een stof uitgaan.
Slide 27 - Slide
Je kunt drie factoren noemen waarmee de sterkte van breking afhangt.
1) Hoe schuin de straal invalt.
2) De kleur van het licht.
3) De soort stof waar het licht invalt of uitgaat.
Slide 28 - Slide
Je kunt de optische as en het brandpunt F aangeven van een lens.
De optische as is de as die door het midden van een
lens loopt. Het brandpunt F is de plek acht de lens waar alle lichtstralen samenkomen.
Slide 29 - Slide
Je kunt schetsen hoe een lens lichtstralen breekt die evenwijdig aan de optische as lopen.
Lichtstralen die evenwijdig
aan het optische as lopen breken achter de lens door
het brandpunt heen.
Slide 30 - Slide
Je kunt met breking verklaren dat een bolle lens een convergerende werking heeft en een holle lens een divergerende.