2HI Formuleren H3 - les 1

Welkom!
Nederlands
Voorbeelden gebruiken



1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Voorbeelden gebruiken



Slide 1 - Slide

- Welkom!
- Stillezen
- Formuleren H2 herhalen
- Formuleren H3 uitleg
- Zelfstandig aan de slag

Doel:
- Je noemt welk verband er kan zijn tussen twee zinnen.
- Je herkent de signaalwoorden en kunt ze op een goede plek in zinnen toepassen.


Wat gaan we doen vandaag:
Vergeet je woordenschat niet? H1 en H2  af na de herfstvakantie. 

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
7:00

Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Variatie in woordkeuze en zinsbouw
- Synoniem 
- APO POA PA OPA
- Signaalwoord (voorbeeld)

Slide 4 - Slide

Op de hoek van de straat staat een ijsverkoper met een wit wagentje.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 5 - Quiz

Mijn door de wol geverfde broer wast dat varkentje wel even.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 6 - Quiz

Wat is de zinsbouw van de volgende zin?:
In de zomervakantie vertrekken veel gezinnen naar het buitenland.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 7 - Quiz

Zin 1: Er was vorig jaar veel sneeuw gevallen.

Zin 2: Sommige basisscholen (en het JFC) konden toen niet open.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?

Slide 8 - Slide

Zin 1: Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen

Zin 2: Sommige basisscholen (en het JFC) konden toen niet open. 

Oorzaak en gevolg
- Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen, 
daardoor konden sommige scholen niet open.
- De scholen konden niet open doordat er zoveel sneeuw gevallen is.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?

Slide 9 - Slide

Wat is het verband?

Slide 10 - Slide

Voorbeelden gebruiken
Een tekst wordt leuker en duidelijker als je zo nu en dan een voorbeeld gebruikt:
-> moeilijk woord uitleggen
-> situatie duidelijk maken

Slide 11 - Slide

Voorbeelden gebruiken:
  • Een tekst of spreekbeurt wordt leuker en duidelijker als je nu en dan een voorbeeld gebruik. Met een voorbeeld leg je een moeilijk woord uit of maak je een situatie duidelijker.
  • Een voorbeeld kan kort zijn (een paar woorden), maar ook lang (een hele alinea). Soms kun je als eerste alinea van een tekst of een spreekbeurt een voorbeeld geven dat het onderwerp duidelijker maakt.
  • Je kunt een voorbeeld aankondigen met een signaalwoord (bijvoorbeeld, neem nou, zoals, als, denk maar aan): Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogel soorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. De vogelbescherming waarschuwt dat op termijn nog steeds 1500 grutto's overblijven.

Slide 12 - Slide

Voorbeelden gebruiken
Je gebruikt voorbeelden dus om een tekst (of spreekbeurt) leuker en interessanter te maken, maar ook duidelijker. Met een voorbeeld kun je moeilijke begrippen of situaties verduidelijken.


Slide 13 - Slide

vervolg:
Als je in voorbeelden cijfers noemt, maak ze dan zo aansprekend mogelijk. In het voorbeeld hierboven staat ‘nog slechts 1500 grutto’s’. Maar hoe weinig is dat en hoe erg is het? Je kunt er iets aan toevoegen, waardoor de ernst van de situatie duidelijker wordt:

 
Dit is erg weinig, want rond 1960 broedden er in Nederland jaarlijks ongeveer 120.000 paren van deze vogelsoort. En zelfs in 2015, dat door wetenschappers het ‘slechtste jaar in de geschiedenis van de grutto’ werd genoemd, werd het aantal vogels nog geschat op zo’n 40.000. Een forse afname ten opzichte van 1960, maar nog altijd een stuk meer dan 1500.

Slide 14 - Slide

Voorbeelden gebruiken
De oudste voorbeelden van massamedia zijn de krant, de radio en de televisie.

Ik houd niet van individuele sporten zoals tennis en gymnastiek, maar teamsporten als voetbal en hockey vind ik wel leuk.

Slide 15 - Slide

Welk woord past het beste?

Het is koud, .... heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
want
B
en
C
dus
D
maar

Slide 16 - Quiz

Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?

Het is koud, dus heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Welk woord past het beste?

Ik hou van zoete dingen,
... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
dus
B
zoals
C
omdat
D
daardoor

Slide 18 - Quiz

Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?

Ik hou van zoete dingen,
... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
toelichting (voorbeeld)

Slide 19 - Quiz

"Ik heb veel hobby's.
Noem eens een voorbeeld?
Ik houd van lezen."
-->Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 20 - Quiz

Je schrijft een tekst over balsporten.
Welke voorbeelden kun je gebruiken?
A
dansen, rolschaatsen en skiën
B
lezen, schrijven en tekenen
C
voetbal, tennis en waterpolo
D
atletiek, schaatsen en wielrennen

Slide 21 - Quiz

Wat ga je doen:  
Eigen leerlijn Formuleren H3 online
hou de theorie ernaast! (boek of zie overzicht it's)

Wanneer: Volgende week woensdag af
Hoe: Volg je eigen leerlijn, je hebt er deze les en de volgende les tijd voor. Daarna is het huiswerk. (formuleren H4 komt er nog bij)


Aan de slag
Schrijftoets H2, 4 en 5
Blokuur week 40

Slide 22 - Slide