Afronding werkwoordspelling

Doel van deze les: 

Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven in de 
  • tegenwoordige tijd
  • verleden tijd 
  • en als voltooid deelwoord 


1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel van deze les: 

Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven in de 
  • tegenwoordige tijd
  • verleden tijd 
  • en als voltooid deelwoord 


Slide 1 - Slide

Herhaling tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord


Belangrijk: 'T eX KoFSHiP gebruik je NIET in de tegenwoordige tijd. 

De eerste stappen: 
1. kijk naar het hele werkwoord 
2. haal de -en van het werkwoord 

Tegenwoordige tijd:
3. moet de stam nog aangepast worden? >> lopen 
4. jij hij, zij, de, het, (niet ik) voor het ww? >> T erachter > hij houdT
4. Geen T bij alleen jij / je achter ww! >>word je directeur, wel: wordt je vader directeur...
5. Geen d in hele ww, dan geen d aan het einde bij tegenwoordige tijd
Let op! 
Engelse werkwoorden vervoeg je hetzelfde! klinkt het niet: e erbij

Slide 2 - Slide

Hij houd zielsveel van haar.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

De regel van 't exkofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden

Slide 4 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 5 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 6 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 7 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 8 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 9 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 11 - Quiz

Werkwoordspelling

Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt

Slide 12 - Quiz

Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

(Word) je al gek van werkwoordspelling?
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Als je zo doorgaat, (wordt) je moeder gek van jou.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Hij (bepaald)wat we gaan eten vanavond.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er als er al een d of t in het hele werkwoord staat en je moet de verleden tijd van een zwak werkwoord opschrijven?

Slide 17 - Open question

Herhaling verleden tijd 

Belangrijk: hier gebruik je WEL 'T eX KoFSCHiP!  (ook bij het Voltooid Deelwoord) 

De eerste stappen: 
1. kijk naar het hele werkwoord 
2. haal de -en van het werkwoord 


    Regels 

    1. Is het werkwoord sterk of zwak? Sterk: houden - hield,  zwak: wandelen, wandelde. 
    2. Zwak? Moet er Te (n) of De (n) achter? Hoe weet je dat? Zie 3
    3. Kijk naar de laatste letter van het WW als de -en eraf is. 
    4.  'T ex kofschip of sexy fokschaap gebruiken! Laatste letter in 't ex Kofschip? Dan Te (n), niet? Dan De (n)
    5. Staat er een d of t als je de -en eraf hebt? Dan extra d of t.

    Slide 18 - Slide

    De boze student melde zich bij mij.
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 19 - Quiz

    Hij beloof... mij dat hij zich zou gaan gedragen.

    Slide 20 - Open question

    Ik (beantwoorden) die mail.

    Slide 21 - Open question

    Voltooid deelwoord herhaling! 

    Slide 22 - Slide

    Noem 1 ding waar je het voltooid deelwoord in een zin aan herkent:

    Slide 23 - Open question

    Voltooid deelwoord: je herkent het aan: 

    1. er staat altijd een ander werkwoord bij een voltooid deelwoord
    2. het begint vaak met ge, of be, ver, ont 

    ik BEN geboren, 
    jij HEBT gewerkt,
    ik BEN begonnen
    Hij HEEFT verloren

    Slide 24 - Slide

    Voltooid deelwoord herhaling 

    Stappenplan:

    De eerste stappen: 
    1. kijk naar het hele werkwoord 
    2. haal de -en van het werkwoord 

    3. kijk naar de laatste letter
    5. gebruik het 'T eX KoFSCHiP: t als de laatste letter erin zit, zo niet: d  
    6. of maak het woord langer 
    een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!

    Slide 25 - Slide

    ik ben verbaas.... over jouw inzet.
    A
    d
    B
    t

    Slide 26 - Quiz

    Hij is naar de grote stad (verhuizen.
    A
    verhuisd
    B
    verhuist
    C
    verhuizen

    Slide 27 - Quiz

    Dit lesje heeft alweer te lang (duren).

    Slide 28 - Open question

    Ik heb gisteren nog bij de directeur over het rooster (klagen).
    Voltooid Deelwoord!

    Slide 29 - Open question

    Hij (gamen) de hele dag door!
    tegenwoordige tijd!
    A
    gamet
    B
    gamt
    C
    gamed

    Slide 30 - Quiz

    De regel van 't exkofschip is voor
    A
    spelling van werkwoorden in VT
    B
    spelling van werkwoorden in TT
    C
    spelling van zelfstandige naamwoorden
    D
    spelling van alle woorden

    Slide 31 - Quiz

    Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
    A
    gebeurd
    B
    gebeurt
    C
    gebeurdt

    Slide 32 - Quiz

    werkwoordspelling
    A
    Het hout is opgebrandt.
    B
    Het hout is opgebrand.

    Slide 33 - Quiz

    Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
    A
    Vindt
    B
    Vind

    Slide 34 - Quiz

    Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
    A
    besteden
    B
    besteede
    C
    besteedden
    D
    besteeden

    Slide 35 - Quiz

    werkwoordspelling
    A
    Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
    B
    Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

    Slide 36 - Quiz

    Werkwoordspelling

    Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
    A
    vind/aanmeld
    B
    vindt/aanmeldt
    C
    vindt/aanmeld
    D
    vind/aanmeldt

    Slide 37 - Quiz

    Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 38 - Quiz