2VWO proeftoets lijdende bedrijvende vorm hoof en bijzin
Noteer van de volgende zin of er sprake is van een enkelvoudige of samengestelde zin.
De werknemers zijn bezorgd, want zij ervaren een schreeuwend tekort aan personeel.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
1 / 38
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Noteer van de volgende zin of er sprake is van een enkelvoudige of samengestelde zin.
De werknemers zijn bezorgd, want zij ervaren een schreeuwend tekort aan personeel.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 1 - Quiz
Noteer van de volgende zin of er sprake is van een enkelvoudige of samengestelde zin.
Het merendeel van de Nederlanders wil maatregelen tegen smartphonegebruik tijdens concerten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 2 - Quiz
Noteer van de volgende zin de persoonsvorm(en) en noteer vervolgens of er (dus) sprake is van een enkelvoudige of samengestelde zin.
Het jaar 2018 was qua gemiddelde temperatuur een van de warmste jaren ooit.
Slide 3 - Open question
Noteer van de volgende zin de persoonsvorm(en) en noteer vervolgens of er (dus) sprake is van een enkelvoudige of samengestelde zin.
Iris moet een werkstuk over aardbevingen schrijven, maar ze vindt dat erg lastig.
Slide 4 - Open question
Vul aan:
Een samengestelde zin is …
A
een zin met zowel een persoonsvorm als een gezegde.
B
een zin met minimaal twee persoonsvormen.
C
een zin met minimaal twee onderwerpen.
D
een zin die qua betekenis hoort bij een andere zin.
Slide 5 - Quiz
Wat is in de volgende zin een hoofdzin?
Ik ben fit, maar ik heb wel spierpijn.
A
'Ik ben fit'
B
'maar ik heb wel spierpijn.'
C
Het zijn allebei hoofdzinnen.
D
Er staat geen hoofdzin in deze zin.
Slide 6 - Quiz
Wat is in de volgende zin een bijzin?
Mag ik jouw telefoon lenen om alvast naar de treintijden te kijken?
A
'Mag ik jouw telefoon lenen'
B
'om alvast naar de treintijden te kijken?'
C
'naar de treintijden te kijken?'
D
Er staat geen bijzin in deze zin.
Slide 7 - Quiz
Noteer van de volgende zin de structuur.
Bedrijven moeten veel duurzamer gaan werken en dat zal grote gevolgen hebben voor het milieu.
A
HZ - HZ
B
HZ - BZ
C
BZ - HZ
D
BZ - BZ
Slide 8 - Quiz
Wat is de structuur (HZ = hoofdzin, BZ = bijzin) in de volgende zin en is er sprake van onderschikking of nevenschikking?
Doordat het vliegtuig van Merkel problemen had, kwam ze een dag te laat aan op haar bestemming.
A
BZ-HZ; onderschikking
B
BZ-HZ; nevenschikking
C
HZ-BZ; onderschikking
D
HZ-BZ; nevenschikking
Slide 9 - Quiz
Wat is de structuur (HZ = hoofdzin, BZ = bijzin) in de volgende zin en is er sprake van onderschikking of nevenschikking?
De AOW-leeftijd gaat in 2024 niet omhoog, want 65-jarigen leven maar 15 dagen langer dan geschat.
A
BZ-HZ; onderschikking
B
BZ-HZ; nevenschikking
C
HZ-HZ; onderschikking
D
HZ-HZ; nevenschikking
Slide 10 - Quiz
Noteer van de volgende zin de structuur.
Een tuinfeest in Almere is uit de hand gelopen voordat het überhaupt begonnen was.
A
HZ - HZ
B
HZ - BZ
C
BZ - HZ
D
BZ - BZ
Slide 11 - Quiz
Wat is het voegwoord in onderstaande zin en is het een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord?
Veel mensen willen geen lid worden van een sportvereniging of ze hebben er geen geld voor.
A
'of'; nevenschikkend
B
'of'; onderschikkend
C
'er'; nevenschikkend
D
'er'; onderschikkend
Slide 12 - Quiz
Noteer het voegwoord en geef aan of het om een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord gaat.
In Düsseldorf zijn twee mannen veroordeeld, omdat ze mobiele toiletten hadden gestolen.
Slide 13 - Open question
Noteer het voegwoord en geef aan of het om een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord gaat.
Veel mensen willen geen lid worden van een sportvereniging of ze hebben er geen geld voor.
Slide 14 - Open question
Noteer van de volgende zin de structuur (HZ-HZ; HZ-BZ; BZ-HZ), noteer het voegwoord en noteer of er sprake is van onderschikking of nevenschikking.
Toen onderzoekers schermen onderzochten, vonden ze op alle touchscreens gevaarlijke bacteriën.
Slide 15 - Open question
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de hoofdzin of hoofdzinnen? Morgen komt zij niet naar tennisles, omdat zij een andere afspraak heeft.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 16 - Quiz
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen? Ik hoorde dat je pijn hebt.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 17 - Quiz
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen? Er zal een bel gaan, wanneer we naar huis mogen.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 18 - Quiz
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de hoofdzin of hoofdzinnen? Morgen kom ik niet naar gitaarles, omdat ik een feestje heb.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 19 - Quiz
Staat de zin in de bedrijvende vorm of in de lijdende vorm? Ik ben geen groot liefhebber van poëzie.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 20 - Quiz
Bij een lijdende zin doet het onderwerp iets.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
In een lijdende zin komt vaak het woord 'door' voor.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Staat de zin in de bedrijvende vorm of in de lijdende vorm? De keeper heeft de bal voortreffelijk tegengehouden.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 23 - Quiz
U zult opnieuw worden opgeroepen voor een afspraak.
Welke zin betekent hetzelfde?
A
U krijgt een nieuwe uitnodiging voor een afspraak.
B
Een nieuwe afspraak wordt omgeroepen.
C
U bent verplicht om naar een nieuwe afspraak te komen.
Slide 24 - Quiz
Het ijs was door de hele familie getest.
Maak er een bedrijvende zin van.
Slide 25 - Open question
Wij hebben deze serie enthousiast gevolgd.
Maak er een lijdende zin van.
Slide 26 - Open question
Als je een bedrijvende zin omzet naar een lijdende zin, gebruik je vaak deze twee hulpwerkwoorden:
Slide 27 - Open question
Als je een bedrijvende zin omzet naar een lijdende zin, gebruik je vaak deze twee hulpwerkwoorden:
A
hebben en zijn
B
hebben en worden
C
worden en zijn
Slide 28 - Quiz
A) Thomas is afgelopen weekend uit de club gezet door de uitsmijter. B) Zijn vader is vorig jaar regelmatig op reis geweest. C) De ouderavond wordt door allebei mijn ouders bezocht. D) Waarom ben jij 's nachts door dat tunneltje gefietst? Welke zinnen staan in de lijdende vorm?
A
Zin A, B en C staan in de lijdende vorm.
B
Zin B, C en D staan in de lijdende vorm.
C
Zin A en C staan in de lijdende vorm.
D
Zin B en D staan in de lijdende vorm.
Slide 29 - Quiz
Je ziet een zin in de bedrijvende vorm. Welke versie van de zin in de lijdende vorm betekent precies hetzelfde? Aan het einde van de Disneyfilm kuste de prins de prinses.
A
Aan het einde van de Disneyfilm wordt de prinses door de prins gekust.
B
Aan het einde van de Disneyfilm was de prinses door de prins gekust.
C
Aan het einde van de Disneyfilm werd de prinses door de prins gekust.
Slide 30 - Quiz
Zet deze zin in de lijdende vorm: De kinderen lezen allemaal hetzelfde spannende boek in de klas.
Slide 31 - Open question
Staat de zin in de bedrijvende vorm of in de lijdende vorm? Ik ben geen groot liefhebber van poëzie.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 32 - Quiz
A) De buurman repareerde onze auto. B) Dat grote huis wordt door bouwvakkers verbouwd. C) Zij verloren de wedstrijd met drie punten verschil. D) Ik werd door de agent bekeurd voor rijden zonder licht. Welke uitspraak is juist?
A
Zin A, B en C staan in de lijdende vorm.
B
Zin B, C en D staan in de lijdende vorm.
C
Zin A, en C staan in de lijdende vorm.
D
Zin B en D staan in de lijdende vorm.
Slide 33 - Quiz
Je ziet een zin in de bedrijvende vorm. Welke versie van de zin in de lijdende vorm betekent precies hetzelfde? De klas stuurt een kaart naar de zieke docent.
A
Door de klas is een kaart naar de zieke docent gestuurd.
B
Door de klas wordt een kaart naar de zieke docent gestuurd.
C
Door de klas werd een kaart naar de zieke docent gestuurd.
Slide 34 - Quiz
Zet deze zin in de bedrijvende vorm: Door Fatima was een spannende Netflix serie gevolgd.
Zet deze zin in de bedrijvende vorm: Door Fatima was een spannende Netflix serie gevolgd.
Slide 35 - Open question
Zet deze zin in de lijdende vorm: De docent kijkt het huiswerk thuis na.
Slide 36 - Open question
Maak van de twee losse zinnen een correcte samengestelde zin. Gebruik het gegeven voegwoord. de kinderen mogen een sticker uitkiezen - ze willen liever een mooie kaart - tenzij
Slide 37 - Open question
Zet de delen van de zin in de juiste volgorde. Plaats de bijzin vooraan. binnen - blijven - Vanwege - de kinderen - moesten - het slechte weer