- Iemand die meewerkt of degene die iets 'ontvangt'.
- Je kunt er *aan* of *voor* voorzetten of weglaten.
- Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
1. Hij geeft die leerlingen een heel erg goed cijfer.
2. Voor ons wordt er een mooi liedje gezongen.