This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
PO Begroting
Volgende week proefwerk hoofdstuk 4
Slide 3 - Slide
Herhalen
wat zijn productiefactoren schrijf deze op
wat zijn concurrenten schrijf de uitleg op en noem een voorbeeld
hoe bereken je de winst (of het verlies) schrijf de formule op
timer
2:00
Slide 4 - Slide
Paragraaf 4.3
Kan het sneller en beter
Slide 5 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is.
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 6 - Slide
Leerdoel 1:
Wat is technologische ontwikkeling
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Technologische ontwikkeling
In het volgende filmpje zie je een voorbeeld van technologische ontwikkeling.
Noteer in je schrift welke voordelen je hoort van deze ontwikkeling
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Technologische ontwikkelingen
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
Wat is hier een voordeel van?
Voordeel : lagere kosten, meer productie
Slide 11 - Slide
Leerdoel 2:
Wat is mechanisatie en wat is automatisering
Slide 12 - Slide
Mechanisatie
Aanleg Birma Railroad (1942)
Aanleg Betuwelijn (2005)
Mechanisatie = machines nemen het zware werk van mensen over
Slide 13 - Slide
Automatisering
Typemachine
Laptop
Automatisering = computer(programma's) sturen de productie aan. Het vervangen van menselijke arbeid.
Slide 14 - Slide
Leerdoel 3:
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Slide 15 - Slide
Arbeidsproductiviteit (APT)
De gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde tijd.
Hoe hoger de APT, hoe lager de kostprijs van het product.
Weet je nog: Kostprijs van een product.....
"Alle kosten delen door het het aantal producten"
(alle kosten ÷ aantal producten)
Slide 16 - Slide
Leerdoel 4:
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Wat is ook al weer een kapitaalgoed???
Slide 17 - Slide
Afschrijving
Afschrijving = de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed (=een machine, een auto, enz enz.)
Belangrijke termen Aanschafprijs = de prijs waarvoor je het koopt
Restwaarde = de prijs die je aan het eind nog krijgt voor je oude machine
Looptijd = het aantal jaar dat de machine wordt gebruikt
Afschrijving = waardevermindering per jaar
Slide 18 - Slide
Afschrijving
FORMULE : (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Een ondernemer koopt een volkswagenbus voor € 30.000,- . Hij gebruikt de bus 10 jaar. Na tien jaar is de bestelbus nog € 4.000,- waard. Bereken de jaarlijkse afschrijving
Slide 19 - Slide
Afschrijving
NU
OVER 10 JAAR
€ 30.000
€ 4.000
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal jaren Aanschafprijs = 30.000 Restwaarde = 4.000 aantal jaren = 10 jaar (€ 30.000 - € 4.000) : 10 = € 2.600
Slide 20 - Slide
Check ✅
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is.
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 21 - Slide
Aan de slag 4.3
Maak opdrachten 36 t/m 49 op blz. 106 t/m 109
Klaar?
Maak de herhalingsopdrachten van 4.3op blz. 121
Maak de rekenvragen 19 t/m 23 op blz. 124&125
Vragen?
Steek je hand op, ik kom eraan
Slide 22 - Slide
Oefenen
Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van deze lesson up.
Succes!
Slide 23 - Slide
Technologische ontwikkeling
A
Een nieuwe technologie van een fiets.
B
Nieuwe kennis van techniek en nieuwe uitvindingen.
C
Een nieuwe technologie van apparaten.
Slide 24 - Quiz
Wat kan een nadeel zijn van automatisering?
A
Computers gaan snel stuk
B
Computers zijn snel verouderd
C
Computers zijn complex in de bediening
D
Arbeidsplaatsen kunnen verloren gaan
Slide 25 - Quiz
Wat is een voorbeeld van automatisering?
A
Het vervoer van aardappelen via een transportband
B
Het hakken van een boom met een zaagmachine
C
Het orderpicken van spullen door een robot in een magazijn
Slide 26 - Quiz
Een voorbeeld van automatisering is:
A
Dat besturing van een lopende band wordt gedaan door een computer
B
De lopende band zelf
C
De man die de lopende band bedient
D
Dat een kraan een gat graaft ipv een man met een schep
Slide 27 - Quiz
Wat is automatisering?
A
machines nemen het werk van mensen over
B
Computers sturen de productie aan
C
Dingen die automatisch gaan
D
Een auto zonder handschakeling
Slide 28 - Quiz
Automatiseren?
A
Computers en computerprogramma's
B
Alles gaat automatisch
C
Computers en computerprogramma's sturen productie aan.
D
Computers en computerprogramma's sturen mensen
Slide 29 - Quiz
Wat helpt NIET om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Meer mensen aannemen
B
Technologische ontwikkelingen
C
Betere arbeidsomstandigheden
D
Scholing en specialisatie
Slide 30 - Quiz
Wat is voor een bedrijf een gevolg van mechanisatie en automatisering? Kies 2 antwoorden.
A
Er zijn minder werknemers nodig om te produceren.
B
Met evenveel werknemers kun je meer produceren.
C
Met evenveel werknemers kun je minder produceren.
D
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel re produceren.
Slide 31 - Quiz
Wat betekent het begrip afschrijving?
A
Jaarlijks minder worden van je geld
B
Jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen
C
Jaarlijks rente die je uitgekeerd krijgt
D
Jaarlijkse waardevermindering van productiefactoren
Slide 32 - Quiz
Wat is de afschrijving?
A
Waardevermindering van kapitaalgoederen
B
Waardervermeerdering van kapitaalgoederen
C
Restwaarde van kapitaalgoederen
D
Aanschafprijs van kapitaalgoederen
Slide 33 - Quiz
Wat is de formule voor afschrijven?
A
(nieuwwaarde + restwaarde) : gebruiksduur
B
(nieuwwaarde -restwaarde) x gebruiksduur
C
(nieuwwaarde - restwaarde) : gebruiksduur
D
(nieuwwaarde + restwaarde) x gebruiksduur
Slide 34 - Quiz
Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering
Slide 35 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar. Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 36 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar. Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven. Na 4 jaar is de restwaarde € 1.000
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 37 - Quiz
Een machine is aangeschaft voor €15.000, na 4 jaar is de restwaarde van de machine nog maar €5.000. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?
A
€2.000
B
€2.500
C
€4.000
D
€5.000
Slide 38 - Quiz
aanschafprijs - restwaarde ---------------------------------------- = periode
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving
Slide 39 - Quiz
restwaarde betekent:
A
de prijs die je krijgt als je machine inruilt
B
de prijs die je moet betalen als je machine koopt
Slide 40 - Quiz
Mechanisatie is een voorbeeld van
A
automatisering
B
technologische ontwikkelingen
C
verbeteren van de arbeidsomstandigheden
D
arbeidsspecialisatie
Slide 41 - Quiz
Juist of onjuist ? Door technologische ontwikkelingen neemt de productie af
A
Juist
B
Onjuist
Slide 42 - Quiz
Een hoveniersbedrijf heeft afgelopen jaar 324 klussen uitgevoerd. Het bedrijf heeft drie hoveniers in dienst, die elk vier dagen per week werken. Het bedrijf is 45 weken per jaar geopend. Bereken de arbeidsproductiviteit per medewerker per dag. Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 43 - Open question
Een aannemer koopt een busje voor€ 40000. Het busje gaat 8 jaar mee. Bereken de afschrijving per jaar
A
4000
B
8000
C
10000
D
5000
Slide 44 - Quiz
Aanschafprijs auto €50.000; restwaarde €5.000; hij gaat 5 jaar mee. De afschrijving per jaar is:
timer
0:30
timer
1:00
A
10.000
B
11.000
C
9.000
D
8.000
Slide 45 - Quiz
Op een busje wordt 5 jaar lang € 4.500 per jaar afgeschreven. Wat was de aankoopprijs