This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
§ 4.3 Kan het sneller & beter
2 h
16 juni toets H4
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Vorige les
Ondernemer
Productiefactoren
Investeren
Winst
Verlies
Concurrenten
Lastige opgaven?
Slide 4 - Slide
Technologische ontwikkeling
Dat jij je bioscoopkaartje online kan kopen is mogelijk door technologische ontwikkelingen.
"Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen"
Slide 5 - Slide
Technologische ontwikkelingen
Slide 6 - Slide
Noem 1 technologische ontwikkeling
Slide 7 - Mind map
Mechanisatie en automatisering
Mechanisatie = machines nemen de spierkracht van mensen over
Automatisering= machines nemen het denkwerk van mensen over
Slide 8 - Slide
Is er op de afbeelding sprake van mechanisatie of automatisering?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
Slide 9 - Quiz
Vraag 41:
automatisering
Mechanisatie
mechanisatie en automatisering
Slide 10 - Drag question
Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd
Formule voor arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = Productie : gewerkte tijd
Slide 11 - Slide
Arbeidsproductiviteit
Slide 12 - Slide
Arbeidsproductiviteit zonder machine: 10 bossen per uur p.p
Arbeidsproductiviteit met machine: 20 bossen per uur p.p.
Slide 13 - Slide
In welk geval stijgt de arbeidsproductiviteit?
A
De werknemers van Candy gaan langer werken. De productie blijft gelijk.
B
Shoes nv ontslaat 3 werknemers. De productie blijft gelijk.
C
Drukkerij Top vervangt de oude drukmachine. De productie blijft gelijk.
D
Stip bv neemt een nieuwe werknemer aan. De productie blijft gelijk.
Slide 14 - Quiz
Bakker Suikerbuik bakt op een werkdag van 12 uur 132 broden. Hoeveel is zijn arbeidsproductiviteit per uur?
Slide 15 - Open question
Afschrijving
De jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed
(machine/gebouw/auto)
afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Slide 16 - Slide
Voorbeeld
Tim koopt voor €28.500 een nieuwe wagen. De auto gaat 10 jaar mee. Daarna verkoopt hij het aan de sloop voor € 500.
De afschrijving per jaar is dan
(28.500 - 500) / 10 = € 2.800,-
Slide 17 - Slide
Je koopt een nieuwe macbook voor €1.690,- Je verwacht deze 8 jaar te kunnen gebruiken. Wat is de afschrijving per maand?
Slide 18 - Open question
Merel koopt een nieuwe machine voor haar bedrijf. De aanschafprijs is € 64.800 en de machine moet 6 jaar meegaan. Bereken de afschrijving per jaar en per maand.
Slide 19 - Open question
Fabio heeft voor zijn nieuwe restaurant een nieuwe pizzaoven gekocht. De oven kostte € 1945 en moet 5 jaar meegaan. a. Bereken de afschrijving per jaar b. Wat is de oven nog waard na 2 jaar? c. Bereken de waarde van de oven na 4 jaar.
Slide 20 - Open question
Timo heeft een koeriersbedrijf. a. Hij koopt voor € 1050 een nieuwe laptop voor zijn bedrijf. Hij is van plan de laptop 3 jaar te gebruiken. Bereken de afschrijving per maand. b. Op zijn bedrijfswagen schrijft Timo elk jaar € 2450 af. Hij heeft de auto 7 jaar gebruikt en die is nu helemaal afgeschreven. Bereken wat 7 jaar geleden de aanschafprijs is geweest.
Slide 21 - Open question
Zelfstandig werken
Doen: maken opgaven §4.3 online of in je schrift
Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken