HAVO 4 - 7 avril

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Bonjour ! 

- Ga zitten 

- Pak je boek

- Tas onder de tafel 

Fijne les! 

Aujourd'hui 

- Herhalingsoefening 

- Grammatica uitleg  

- Zelfstandig werk

- Correctie 

 Leerdoel : Jullie hebben begrepen hoe de vragende voornaamwoorden in het Frans werken. 

'Il s'est blessé'

'se blesser' in het NL?

1. zich blesseren
2. ontspannen
3. stimuleren
4. twijfelen

'C'est son adversaire'

'adversaire' in het NL?

1. leraar
2. tegenstander
3. scheidsrechter
4. keeper

'La partie dure trop longtemps'

'partie' in het NL?

1. beker
2. loop
3. bal
4. helft

'L'arbitre lui donne un carton rouge'

'carton rouge' in het NL?

1. leraar
2. voetbalspeler
3. rode kaart
4. keeper

'C'est indispensable'

'carton rouge' in het NL?

1. bovenop
2. noodzakelijk
3. schot
4. wereld-

Grammatica - Een vraag stellen

Zonder vraagwoord 

als een gewone zin, maar dan vragend uitgesproken	Vous parlez français?
est-ce que + gewone zin	Est-ce que vous parlez français?
inversie	Parlez- vous français?

Grammatica - Een vraag stellen

Let op bij inversie: Inversie is alleen mogelijk met een persoonlijk voornaamwoord (tu, il, elle enzovoort). Bij namen van personen voeg je een voornaamwoord toe. 

Daarom is 'Parle Rachid français?' niet correct. 

Vous parlez français?	Parlez-vous français?
Rachid parle français?	Rachid, parle- t-il français?

Grammatica - Een vraag stellen

Met een vraagwoord

 vraagwoord + est-ce que + gewone zin 

Où est-ce qu‘on parle français?

Grammatica - Een vraag stellen

Er zijn ook andere manieren om een vraag te stellen met een vraagwoord. Maar bovenstaande manier is altijd correct. Andere manieren zijn:

gewone zin + vraagwoord	On parle français où ?
vraagwoord + inversie	Où parle-t-on français?

'Parle-t-il Néerlandais?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

'Parle Jan Allemand?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

Grammatica - Een vraag stellen

Goede zinnen : 

- Jan, parle-t-il Allemand? 

- Est ce que Jan parle Allemand? 

- Jan parle allemand? 

'Est-ce qu'on parle Néerlandais en Belgique?'
Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

'Est-ce qu'où parle Néerlandais ?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

Grammatica - Een vraag stellen

Goede zinnen : 

- Où est-ce-qu'on parle Néerlandais? 

- Où parle-t-on Néerlandais? 

- Où on parle Néerlandais? 

- On parle Néerlandais où? 

Grammatica - Een vraag stellen

Het vraagwoord quel

Quel (welke/wat) past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	quel	quelle
meervoud	quels	quelles

'Quel homme est petit?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

'Quel femme est petite?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

Grammatica - Een vraag stellen

Goede zin : 

'Quelle femme est petite?' 

femme is enkelvoud en vrouwelijk --> quelle 

'Quel hommes sont petits?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

Grammatica - Een vraag stellen

Goede zin : 

'Quels hommes sont petits' 

hommes is meervoud en mannelijk --> quels

'Quelles femmes sont petites?'

Is de zin correct?

1. Ja
2. Nee

Grammatica - Een vraag stellen

Als quel(le)(s) gevolgd wordt door 'est' of 'sont', betekent het wat.

Quel est ton pays préféré?	Wat is je lievelingsland?
Quelles sont les autres différences?	Wat zijn de andere verschillen?

Oefeningen

Je gaat 20 minuten de tijd krijgen om zelfstandig de tekst te lezen en de oefeningen te doen. Eerst gaan we een klein luisteroefening doen. 

9a : Luister naar de audio. Welke soort van vragen hoor je? 

9b : Herschrijf de zinnen in 2 verschillende manieren 

Oefeningen

9c : Herschrijf de zinnen met het vraagwoord tussen haakjes. Gebruik een keer de inversie en een keer est-ce que 

9d : vul de goede vorm van 'quel' in

9a 

Zin 1 - 

9a 

Zin 1 - Inversie

Zin 2 - 

9a 

Zin 1 - Inversie

Zin 2 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 3 - Est-ce que + gewone zinsvolgorde

Zin 4 - 

9a 

Zin 1 - Inversie

Zin 2 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 3 - Est-ce que + gewone zinsvolgorde

Zin 4 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 5 - 

9a 

Zin 1 - Inversie

Zin 2 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 3 - Est-ce que + gewone zinsvolgorde

Zin 4 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 5 - Inversie

Zin 6 - 

9a 

Zin 1 - Inversie

Zin 2 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 3 - Est-ce que + gewone zinsvolgorde

Zin 4 - Gewone zin, vragend uitgesproken

Zin 5 - Inversie

Zin 6 - Inversie

9b

1 - Il a joué au korfbal aux Pays-Bas

9b

1 - Il a joué au korfbal aux Pays-Bas?

 Est-ce qu’il a joué au korfbal aux Pays-Bas?

 A-t-il joué au korfbal aux Pays-Bas?

9b

2 - Anouk fait de l a planche à voile? 

9b

2 - Anouk fait de l a planche à voile? 

Est-ce qu’Anouk fait de la planche à voile?

 Anouk, fait-elle de la planche à voile?

9b

3 - Ta soeur adore-t-elle aussi les sports nautiques?

9b

3 - Ta soeur adore-t-elle aussi les sports nautiques?

Est-ce que ta sœur adore aussi les sports nautiques?

 Ta sœur adore aussi les sports nautiques?

9c

3 - Ta soeur adore-t-elle aussi les sports nautiques?

Est-ce que ta sœur adore aussi les sports nautiques?

 Ta sœur adore aussi les sports nautiques?

9c

1 - (Où) Elles jouent au beach-volley

9c

1 - (Où) Elles jouent au beach-volley

Où jouent-elles au beach-volley?

 Où est-ce qu’elles jouent au beach-volley?

9c

2 - (Quand) Ronaldo joue au Stade de France

9c

2 - (Quand) Ronaldo joue au Stade de France

Quand Ronaldo joue-t-il au Stade de France?

 Quand est-ce que Ronaldo joue au Stade de France?

9c

3 - (Pourquoi) il fait du hockey sur glace

9c

3 - (Pourquoi) il fait du hockey sur glace

Pourquoi fait-il du hockey sur glace?

 Pourquoi est-ce qu’il fait du hockey sur glace?

9d

1 - 

9d

1 - Quels

2 - 

9d

1 - Quels

2 - Quel

3 - 

9d

1 - Quels

2 - Quel

3 - Quel

4 - 

9d

1 - Quels

2 - Quel

3 - Quel

4 - Quelles

5 - 

9d

1 - Quels

2 - Quel

3 - Quel

4 - Quelles

5 - Quels / Quelles

Oefening 11

Met de buurman / buurvrouw.