Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen arme en rijke wijken in Nederlandse steden en hoe ze met elkaar samen hangen.
Je kunt uitleggen waarom het met sommige wijken beter gaat dan met andere wijken
Slide 2 - Slide
Vandaag
Start opdracht H3
Aan de slag
Bespreken
Aan de slag
Bespreken
Afronden met een spel!
Slide 3 - Slide
Opdracht
Pak een schrift of een leeg papier
timer
1:00
In ZS
Slide 4 - Slide
Opdracht
Bekijk de twee foto's hiernaast en beantwoord de volgende vragen in je schrift.
1. Waaraan kun je op de bovenste foto zien dat hij genomen is in een arme wijk?
2. Waaraan kun je aan de bovenste foto zien dat hij wel is genomen in een rijk land?
3. Waaraan kun je op de onderste foto zien dat hij is genomen in een rijke wijk?
timer
2:00
In ZS
Slide 5 - Slide
In tweetallen
Maak twee rijtjes op het A3 papier
ARME WIJKEN l RIJKE WIJKEN
- Schrijf op je blad > bij arme woonwijk > alle kenmerken die jullie nu al kunnen noemen over een arme woonwijk
- Schrijf op je blad > Bij rijke woonwijk > alle kenmerken die jullie nu al kunnen noemen over een rijke woonwijk
timer
5:00
In ZF
Slide 6 - Slide
Opdracht
Ga aan de slag met de opdrachten van hoofdstuk 3.
timer
20:00
Afspraken:
- Je mag fluisterend overleggen
- Je mag ook een plekje alleen in de klas opzoeken
- Je magoortjes in doen voor muziek
Werktijd tot volgende opdracht
Klaar? Begin aan 3.3
Slide 7 - Slide
Groepsopdracht
- Schrijf op je blad > bij arme woonwijk > alle kenmerken die jullie extra kunnen noemen over een arme woonwijk
- Schrijf op je blad > Bij rijke woonwijk > alle kenmerken die jullie extra kunnen noemen over een rijke woonwijk
timer
5:00
In ZF
Slide 8 - Slide
Klassikaal
Neem voor je opdracht 7 van paragraaf 3.1
timer
5:00
In ZF
Slide 9 - Slide
Groepsopdracht
Bespreek de volgende vragen in je groepje:
1. Welke wijk is het oudst? Hoe zien jullie dat?
2. Welke wijk is het nieuwst? Hoe zien jullie dat?
3. In welke wijk zouden jullie het liefst wonen? Waarom?
4. In welke wijk zou je niet willen wonen? Waarom?
timer
5:00
In ZF
1
2
3
4
Slide 10 - Slide
Opdracht
Ga aan de slag met de opdrachten van hoofdstuk 3.
timer
15:00
Afspraken:
- Je mag fluisterend overleggen
- Je mag ook een plekje alleen in de klas opzoeken
- Je magoortjes in doen voor muziek
Werktijd tot volgende opdracht
Klaar? Begin aan 3.3
Slide 11 - Slide
Opdracht
Je werkt in tweetallen. Van je docent(e) krijgt een van jullie de opdrachtenkaartjes. Op deze kaartjes staan begrippen in vet gedrukt, met daaronder drie woorden.
De persoon die de kaartjes krijgt, probeert het begrip uit te leggen, zonder de drie woorden (of delen van het vetgedrukte woord) te gebruiken die onder het begrip staan. De andere persoon moet het begrip raden.