Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen arme en rijke wijken in Nederlandse steden en hoe ze met elkaar samen hangen.
Je kunt uitleggen waarom het met sommige wijken beter gaat dan met andere wijken
Ik weet hoe gemeenten achterstanden aanpakken
Slide 2 - Slide
Vandaag
Stilteopdracht: herhaling begrippen par. 3.1 en 3.2
Bespreken opdracht
Uitleg 3.1 en 3.2
Aan de slag met je opdrachten
Slide 3 - Slide
Je bent stil tot..
Dit weet je al
Doen
Terugkijken
Wat ga je zo doen?
Doen
Dit leer je nu
Wat moet je doen?
Je gaat de begrippen van paragraaf 3.1 en 3.2 herhalen
Hoe moet je dat doen?
Bekijk eerst de begrippen + de betekenis op het werkblad
Draai het blad om en probeer met elk begrip een zin te maken (denk aan hoofdletters, leestekens enz.)
Hulp
Geen, sla de opdracht over als je het niet begrijpt.
Tijd
10minuten
Klaar
Lezen 3.1 en maken :1t/m5 + 7a en 7b
Lezen 3.2 en Maak 3.2 opdracht 3t/m6
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Verschillende soorten wijken
Arme wijken
Rijke wijken
Slide 5 - Slide
Welvaart in de wijk
Welvaart = Genoeg geld hebben en goed kunnen voorzien in de behoefte aan voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg.
aantal koopwoningen en/of huurwoningen
Woz-waarde
Woningbouwcorporatie
Woz-waarde
WOZ-waarde = Waarde van een gebouw op basis waarvan de gemeente bepaalt hoeveel belasting iemand moet betalen volgens de Wet Onroerend Zaakbelasting (WOZ).
Slide 6 - Slide
Hoe zat het ook alweer?
De schaalniveaus
In de volgende dia:
Welke schaalniveau is het?
Slide 7 - Slide
activiteiten voor bewoners (meer sociale cohesie)
Slide 8 - Slide
3. Sociale cohesie
Slide 9 - Slide
Opleidingsniveau
De hoogste vorm van onderwijs die iemand heeft afgemaakt
Slide 10 - Slide
Opdracht
Open een leeg Word bestand
timer
1:00
In ZS
Slide 11 - Slide
Opdracht
Bekijk de twee foto's hiernaast en beantwoord de volgende vragen in je Word bestand:
1. Waaraan kun je op de bovenste foto zien dat hij genomen is in een arme wijk?
2. Waaraan kun je aan de bovenste foto zien dat hij wel is genomen in een rijk land?
3. Waaraan kun je op de onderste foto zien dat hij is genomen in een rijke wijk?
timer
2:00
In ZS
Slide 12 - Slide
In tweetallen
Maak twee rijtjes op het A3 papier
ARME WIJKEN l RIJKE WIJKEN
- Schrijf op je blad > bij arme woonwijk > alle kenmerken die jullie nu al kunnen noemen over een arme woonwijk
- Schrijf op je blad > Bij rijke woonwijk > alle kenmerken die jullie nu al kunnen noemen over een rijke woonwijk
timer
5:00
In ZF
Slide 13 - Slide
Welzijn in de wijk
Welzijn = Mate waarin iemand zich gezond, veilig, gelukkig en verbonden voelt met andere mensen
Welzijn afhankelijk van leefbaarheid
Leefbaarheid = Geschiktheid van een wijk om er goed te leven.
Slide 14 - Slide
Verband tussen welzijn en welvaart
% mensen met matige of slechte gezondheid in Eindhoven
Slide 15 - Slide
Achterstandswijk
Woonwijk met slechte leefomstandigheden en sociale problemen. Denk aan structurele werkloosheid, veel criminaliteit. Ook wel aandachtswijken genoemd
Slide 16 - Slide
Moeizame integratie
Integratie = opnemen van bevolkingsgroepen in de maatschappij
Veel gastarbeiders kwamen naar NL om eenvoudig werk te doen. Zij wonen vaak bij elkaar in oude arbeiderswijken. Ze intergeerden niet goed, spraken de Nederlandse taal niet goed genoeg. Ze hebben een laag opleidingsniveau. Ze vinden daardoor moeilijk ander werk (zeker na vertrekken van bedrijven/fabrieken) --> structurele werkloosheid
Ook nu is het ook moeilijk voor jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond om werk te vinden. Ze worden vaak gediscrimineerd bij solliciaties.
Veel oude arbeiderswijken worden bewoond door mensen met een Niet-Nederlandse achtergrond.
Slide 17 - Slide
Slechte leefbaarheid
In wijken met hoge werkloosheid is veel armoede.
Gevolg = slechte leefbaarheid =>
Sociale cohesie/samenhang is slecht. Er is weinig contact onderling, mensen blijven binnen hun eigen groep.
sociale onveiligheid is hoog: onderhoud van huis en straat is slecht, hangjongeren, vernielingen -> niemand voelt zich verantwoordelijk.
Dit komt doordat er weinig sociale cohesie is.
Wie de kans heeft verhuisd naar andere woonwijk
Slide 18 - Slide
Fluisteren tot
Dit weet je al
Doen
Terugkijken
Wat ga je zo doen?
Doen
Dit leer je nu
Wat moet je doen?
Je gaat de opdrachten van paragraaf 3.1 en 3.2 maken
Hoe moet je dat doen?
Ga op je laptop naar de geo online
kijk waar je gebleven bent. De volgende opdrachten moet je maken:
3.1 = 1t/m 5 + 7a en 7b
3.2 = opdracht 3 t/m 6
Hulp
Je mag het in tweetallen doen!
Tijd
10minuten
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Tweetallen
- Schrijf op je blad > bij arme woonwijk > alle kenmerken die jullie extra kunnen noemen over een arme woonwijk
- Schrijf op je blad > Bij rijke woonwijk > alle kenmerken die jullie extra kunnen noemen over een rijke woonwijk
timer
5:00
In ZF
Slide 20 - Slide
Opdracht
Ga aan de slag met de opdrachten van hoofdstuk 3.
timer
20:00
Afspraken:
- Je mag fluisterend overleggen
- Je mag ook een plekje alleen in de klas opzoeken
Maak 3.1 opdracht 1t/m5 + 7a en 7b
Slide 21 - Slide
Klassikaal
Neem voor je opdracht 7 van paragraaf 3.1
timer
5:00
In ZF
Slide 22 - Slide
Groepsopdracht
Bespreek de volgende vragen in je groepje:
1. Welke wijk is het oudst? Hoe zien jullie dat?
2. Welke wijk is het nieuwst? Hoe zien jullie dat?
3. In welke wijk zouden jullie het liefst wonen? Waarom?
4. In welke wijk zou je niet willen wonen? Waarom?