met -en: dit doe je tussen twee zelfstandige naamwoorden
vb. notenijs, klassendienst
met -e: dit doe je als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is
vb. goedemiddag, rodehond, beresterk, apetrots
met -e: dit doe je als er maar één van is
vb. maneschijn, zonnebril,
met -e: als het woord van het eerste deel geen meervoud heeft of een s als meervoud
vb. groenteboer, rijstepap
met -e: als de delen niks met elkaar te maken hebben
vb. elleboog
met -s: je schrijft een s als je een s hoort
vb. bruidstaart, stationsklok
met een streepje: als het eerste deel een afkorting of getal is
vb. OV-chipkaart, 70-plusser
met niks: als je niks hoort, schrijf je ook niks