Paragraaf 4.2

Paragraaf 4.2 (1/2F)
Lengte en omtrek

Je leert de omtrek berekenen. 
Je leert rekenen met lengtematen. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 4.2 (1/2F)
Lengte en omtrek

Je leert de omtrek berekenen. 
Je leert rekenen met lengtematen. 

Slide 1 - Slide

Uitleg
Lengte 
  • Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. 
  • De eenheid van lengte is de meter (m). 
  • De omtrek van een figuur is de lengte die je om een figuur heen meet. 

Slide 2 - Slide

Voorbeeld

Slide 3 - Slide

Wat is de omtrek van de letter L?
A
15 cm
B
16 cm
C
17 cm
D
18 cm

Slide 4 - Quiz

Uitleg
Lengtematen omrekenen
Bij het omreken van lengtematen kun je dit schema gebruiken:

Slide 5 - Slide

Omrekenen
1 km = 1000 m 
1 hm = 100 m 
10 dm = 1 m 
100 cm = 1 m 
1000 mm = 1m 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld

Slide 7 - Slide

4 m = ? cm
1,5 m = ? mm
2 m = ? dm
1000 mm = ? m
200 cm = ? m

Slide 8 - Open question

AAN DE SLAG MET PARAGRAAF 4.2

Slide 9 - Slide

Paragraaf 4.2 (2F)
Eigenschappen van vlakke figuren 

Je leert meetkundige begrippen en eigenschappen van vlakke figuren. 

Slide 10 - Slide

Uitleg
Evenwijdig en loodrecht
Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden (raken), zijn evenwijdig of parallel. 
Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90 graden) snijden (raken), noemen we loodrecht of haaks. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld

Slide 12 - Slide

Als het helder weer is, kun je in de lucht de condensstrepen zien die vliegtuigen achterlaten. De strepen van vliegtuig A en vliegtuig E...
A
Zijn evenwijdig
B
Staan loodrecht op elkaar
C
Zijn niet evenwijdig en staan ook niet loodrecht op elkaar
D
Zijn zowel loodrecht als evenwijdig

Slide 13 - Quiz

De strepen van vliegtuig D en vliegtuig E...
A
Zijn evenwijdig
B
Staan loodrecht op elkaar
C
Zijn niet evenwijdig en staan ook niet loodrecht op elkaar
D
Zijn zowel evenwijdig als loodrecht

Slide 14 - Quiz

De strepen van vliegtuig D en vliegtuig C...
A
Zijn evenwijdig
B
Staan loodrecht op elkaar
C
Zijn niet evenwijdig en staan ook niet loodrecht op elkaar
D
Zijn zowel evenwijdig als loodrecht

Slide 15 - Quiz

Uitleg
Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen zodat beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch. 
Een figuur die na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Dit figuur is spiegel symmetrisch
A
EENS
B
ONEENS

Slide 19 - Quiz

Dit figuur is draai symmetrisch
A
EENS
B
ONEENS

Slide 20 - Quiz

Hoeveel spiegellijnen heeft dit figuur?
A
Twee
B
Vier
C
Zes
D
Acht

Slide 21 - Quiz

AAN DE SLAG MET PARAGRAAF 4.2

Slide 22 - Slide