Present simple en/of present continuous?

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Present simple/continuous

Tegenwoordige tijd

Present simple	Present continuous
Bij gewoontes, dingen die we met regelmaat doen, feiten. (GiRaF.)	Nu.

Doel: je kunt vertellen over je gewoontes en wat je nu aan het doen bent.

Wat doe jij altijd op zaterdag? (In English of course!)

De regels!

Positive (bevestigend)	Negative (ontkennend)	Question (vragend)
I/you/we/they dance	I/you/we/they don't dance	Do I/you/we/they dance?
He/she/it dances	He/she/it doesn't dance	Does he/she/it dance?
hele ww + soms s	don't/doesn't + hele ww (GEEN s meer)	do/does + hele ww

Signaalwoorden (present simple)

Snotneus, o nee: Snorfeus

Sometimes Never Often Regularly Every Usually Seldom

En nu, wat ben je nu aan het doen? (In English of course!)

Wat is Phoebe aan het doen?

De regels!

Positive (bevestigend)	Negative (ontkennend)	Question (vragend)
I am dancing	I am not dancing	Am I/you/we/they dancing?
He/she/it is dancing	He/she/it isn't dancing	Is he/she/it dancing?
You/we/they are dancing	You/we/they are not dancing	Are you/we/they dancing?

Signaalwoorden present continuous

Now, at the moment, 'Listen!', 'Look!'

De stappen:

1. Zie ik een signaalwoord staan? Ken de signaalwoorden dus!

2. Nee? Niet opgeven. Gaat het over GIRaf of nu?

3. Dan kun je nagaan welke tijd je kunt vormen. Leer ze vormen!

Een oefening.

Max is driving a car at the moment.

1. Present simple
2. Present continuous

'Look! Big bird is talking to Michelle!'

1. Present simple
2. Present continuous

Justin always eats a gluten free breakfast.

1. Present simple
2. Present continuous

Wat heb je geleerd?Beter gevraagd: Wat kun je?