3 Present simple en/of present continuous HSX

 Present simple & 
present continuous

1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Present simple & 
present continuous

Slide 1 - Slide

lesdoel
Je weet wanneer je de present simple of de present continuous moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Even opfrissen:
De present simple: I walk/ He walks.
De present continous: I am walking/ He is walking.

Slide 3 - Slide

De present simple duidt vooral op feiten, terwijl de present continuous de duur van een actie/handeling onderstreept.

De present simple (tegenwoordige tijd) gebruik je voor acties die in het heden plaatsvinden, zoals permanente situaties, gewoontes en feiten.
De present continuous (progressieve vorm van de tegenwoordige tijd) gebruik je niet voor permanente situaties, maar voor situaties/acties die nu bezig zijn. De nadruk ligt telkens op de duur van een actie.

Slide 4 - Slide

Toekomst
Beide tijden kan je ook gebruiken om plannen in de toekomst aan te geven.
Tip: De present simple geeft toekomstplannen aan die vaststaan in een uurrooster, zoals vluchturen, kantooruren of de uurregeling van de trein. De present continuous gebruik je om afspraken aan te duiden die jij met iemand anders hebt gemaakt, of voor de zeer nabije toekomst.

Slide 5 - Slide

Present Simple
Present Continuous

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Signaalwoorden (present simple)
Snotneus, o nee: Snorfeus
Sometimes Never Often Regularly Every Usually Seldom

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden present continuous
Now, at the moment, 'Listen!', 'Look!'

Slide 10 - Slide

Resumerend
Het lesdoel was dat je weet wanneer je de present simple en wanneer je de present continuous moet gebruiken.

Lesdoel bereikt?

Slide 11 - Slide

EINDE

Slide 12 - Slide