§5.2: reactievergelijking opstellen

§5.2: reactievergelijking opstellen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§5.2: reactievergelijking opstellen

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling naamgeving
  • Van reactieschema naar reactievergelijking
  • Opgave 3, 4, 8 t/m 13

Slide 2 - Slide

5.2 reactievergelijkingen opstellen en naamgeving

  • systematische naamgeving uitleg 
  • herhaling reactievergelijking opstellen en kloppend maken

Slide 3 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen:
hoeveel atomen van elke soort in verbinding
  • atoomsoorten uit tabel 1 in de stof--> naam eindigt altijd op .........ide
  • telwoorden: tabel 2 wat in de naam voor de atoomsoort staat, staat in de formule erachter
  • b.v. difosforpentaoxide (P2O5
  • moleculaire stoffen bevatten nooit metaalatomen
  • veel stoffen hebben een triviale naam, zie binas tabel 42




tabel 1 vervoegingen
tabel 2 griekse naamwoorden
voorbeelden naamgeving

Slide 4 - Slide

Systematisch naamgeving

Slide 5 - Slide

Systematisch naamgeving

Slide 6 - Slide

Griekse telwoorden (mono, di, tri ...) gebruik je bij de naamgeving van moleculaire stoffen. Wat betekent 'di'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Naamgeving moleculaire stoffen: CBr4 heet:
A
koolstoftetrabromide
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan

Slide 8 - Quiz

Van reactieschema naar reactievergelijking
  1. Noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (fase) waarbij (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig.
  2. Noteer de beginstoffen (voor de pijl) en de reactieproducten (na de pijl) in een reactieschema
  3. Vervang de stofnamen door molecuulformules
  4. Noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
  5. Kloppend maken  van de reactievergelijking
Laten we eens oefenen met opgave 8, neem voor je blz 85.

Slide 9 - Slide

Stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
  1. Bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
  2. Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
  3. Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof

Slide 10 - Slide

Verbranding van waterstof
  1. waterstof + zuurstof --> waterdamp
  2.  H2 (g) +  O2 (g)  -->  H2O (g)
  3.  2 H2 (g) + O2 (g) --> 2 H2O (g)

Slide 11 - Slide

Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide Fe2O3
  1. ijzer + zuurstof --> ijzeroxide    
  2.  Fe   +  O  -->  Fe2O3
  3.  2 Fe +  1 1/2 O2 --> Fe2O3     
  4.   4 Fe + 3  O2 --> 2 Fe2O3

Slide 12 - Slide

onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij water en Koolstofmono-oxide ontstaan
  1. ethaan + zuurstof --> water + koolstofmonoxide
  2.      C2H6   +    O2   -->    H2O + CO 
  3.      C2H6   +   2 1/2 O2    -->    3 H2O + 2 CO 
  4.       2 C2H6 + 5  O2 --> 6  H2O + 4  CO 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide