Toetsstof H3 leesvaardigheid

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Leesvaardigheid

Toets H3 - toetsweek 1

Leesvaardigheid 1

- Woordraadstrategieën (woordenschat)

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Kernzinnen

- In eigen woorden opschrijven

Leesvaardigheid 2

- Oriënterend lezen

- Voorkeursplaatsen voor belangrijke informatie

- Onderwerp

- Hoofdgedachte

- Schrijfdoel

- Tekstsoorten

Leesvaardigheid 3

- Tekstopbouw

- Tekstfuncties

- Inleiding, middenstuk, slot

- Tekststructuren

Welke signaalwoorden geven het tekstverband 'tegenstelling' aan?

1. juist (niet), maar, echter, toch
2. eerst, hierna, vervolgens, vroeger
3. en, ook, daarbij, bovendien
4. dus, vandaar, dan ook, al met al

Welke signaalwoorden geven een chronologisch verband aan?

1. omdat, immer, wegens, dus
2. daarbij, noch, eveneens, tevens
3. eerst, ten eerste, later, intussen
4. kortom, samengevat, met andere woorden

Op welke plekken vind je meestal de kernzin?

1. Aan het begin van de tekst.
2. Aan het einde van de tekst.
3. In de eerste, tweede of laatste zin van de tekst.
4. In de eerste, tweede of laatste zin van een alinea.

Wat zijn de voorkeursplaatsen van belangrijke informatie?

1. Inleiding en slot
2. Titel, inleiding, tussenkopjes, slot
3. Middenstuk en laatste zin van het slot
4. De bron en de titel

Wat is de hoofgedachte?

1. Datgene wat de schrijver met de tekst wil zeggen.
2. Dat waar de tekst over gaat.
3. Datgene wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
4. Het belangrijkste wat er in de tekst gezegd wordt.

Welke is geen schrijfdoel?

1. Opiniëren
2. Informeren
3. Activeren
4. Uitleggen

Welke drie tekstsoorten zie je het vaakst?

1. Uiteenzetting, beschouwing, verhaal
2. Betoog, recensie, studieboek
3. Uiteenzetting, beschouwing, betoog
4. Advertentie, betoog, verhaal

Wat doen functiewoorden?

1. Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
2. Die geven aan wat de betekenis van de alinea.
3. Die geven aan wat de schrijver bedoeld.
4. Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Wat zijn tekststructuren?

1. Logische opeenvolgingen van functies
2. Inleiding, middenstuk, slot
3. Standpunt, argument
4. Anekdote, uitleg, samenvatting

Wat doet een aspectenstructuur?

1. Inleiding introduceert het onderwerp, middenstuk beschrijft verschillende aspecten hiervan
2. Inleiding beschrijft een aspect, middenstuk legt deze verder uit
3. Inleiding noemt een verschijnsel,, middenstuk geeft voor- en nadelen
4. Inleiding geeft een stelling en middenstuk onderbouwt met argumenten

Aan de slag

Maak nu de zelftest, kies zelf de onderwerpen die je moeilijk vindt.

De antwoorden staan achterin de zelftest.

Ik ga nog woordenschatdossiers overhoren.