This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Examentraining leesvaardigheid
Slide 1 - Slide
Lees tekst 5: 'Samen klussen'
Slide 2 - Slide
De titel luidt “Samen klussen”. Wie worden hiermee bedoeld?
A
aannemers en buren
B
jij en de aannemers
C
jij en de buren
D
vrienden en buren
Slide 3 - Quiz
In alinea 3 wordt gezegd dat samen bouwen ook voor aannemers voordeel heeft. Wat is het belangrijkste voordeel voor aannemers?
A
Ze hoeven met minder partijen samen te werken.
B
Ze kunnen meer werk krijgen door samen bouwen.
C
Ze maken meer winst bij samen bouwen.
D
Ze zijn beter vindbaar op internet door samen bouwen.
Slide 4 - Quiz
Wat wil de schrijver duidelijk maken in alinea 3 en 4? De schrijver wil duidelijk maken dat
A
je niet brutaal om burenkorting moet vragen
B
de aannemer weet hoe je kunt besparen op kosten.
C
samen bouwen loont in besparing van kosten en ruimte.
D
Walinga deskundig is en weet waarover hij praat.
Slide 5 - Quiz
Welk kopje past het best boven alinea 3?
A
Brancheorganisatie
B
Besparen
C
Burenkorting
D
Google
Slide 6 - Quiz
In alinea 4 geeft een ontwerper informatie over een gezamenlijk bouwproject. Hoe sluit het begin van de volgende alinea hierop aan? Het begin van alinea 5
A
geeft een samenvatting van alinea 4.
B
noemt een voorbeeld bij alinea 4.
C
trekt een conclusie bij alinea 4.
D
vormt een tegenstelling met alinea 4.
Slide 7 - Quiz
In welke zin uit alinea 5 geeft Maarten van Pijkeren het duidelijkst een positieve kant van samenwerken weer? Citeer de zin uit alinea 5.
Slide 8 - Open question
In de tekst wordt vooral positief gesproken over samen klussen. In welke alinea worden ook nadelen genoemd?
A
Alinea 3
B
Alinea 4
C
Alinea 5
D
Alinea 6
Slide 9 - Quiz
In de laatste alinea staat het woord ‘burenbonus’. In de uitwerkbijlage staat een aantal eisen voor het ontvangen van een burenbonus. Aan welke drie eisen moet een burenbonus voldoen? 1. Alleen isolatieklussen komen voor een burenbonus in aanmerking. 2. Je bent verplicht om samen te werken aan het klusproject. 3. Je moet buren zijn. 4. Je moet een gezamenlijk budget hebben. 5. Je moet gezamenlijk een aanvraag indienen. 6. Je moet in dezelfde gemeente wonen.
Slide 10 - Open question
In dit artikel laat de schrijver enkele deskundigen aan het woord. Wat doet de schrijver met de uitspraken van de deskundigen? De schrijver
A
geeft ze weer zonder verder commentaar.
B
is het absoluut eens met de uitspraken.
C
trekt de juistheid van de uitspraken in twijfel.
Slide 11 - Quiz
Hoe kun je de hoofdgedachte van deze tekst het best weergeven?
A
Bij kleine klussen loont het om samen te werken met je buren.
B
Het is efficiënt en financieel aantrekkelijk om samen te klussen.
C
Het is voor aannemers aantrekkelijk als buren tegelijk gaan verbouwen.
D
Het samen klussen met je buren voorkomt problemen en is gezellig.
Slide 12 - Quiz
Huiswerk
Lees tekst 1: 'Test maaltijdboxen'
Examen 2018 tv2
Beantwoord daarna de vragen van het vragenformulier.