Examentraining begrijpend lezen

Examentraining:
Begrijpend lezen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examentraining:
Begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Waar letten we op voordat we beginnen met het lezen van de gehele tekst?

Slide 2 - Mind map

Ik lees eerst heel de tekst en dan pas de vragen
Waar
Niet waar

Slide 3 - Poll

Vraag 17:
De titel luidt "Samen klussen". Wie worden hiermee bedoeld?
A
Aannemers en buren
B
Jij en de aannemers
C
Jij en de buren
D
Vrienden en buren

Slide 4 - Quiz

Vraag 18:
In alinea 3 wordt gezegd dat samen bouwen ook voor aannemers voordeel heeft. Wat is het belangrijkste voordeel voor aannemers?
A
Ze hoeven met minder partijen samen te werken
B
Ze kunnen meer werk krijgen door samen bouwen
C
Ze maken meer winst bij samen bouwen
D
Ze zijn beter vindbaar op internet door samen bouwen

Slide 5 - Quiz

Vraag 19:
Wat wil de schrijver duidelijk maken in alinea 3 en 4?
De schrijver wil duidelijk maken dat:
A
je niet brutaal om burenkorting moet vragen
B
de aannemer weet hoe je kunt besparen op kosten
C
samen bouwen loont in besparing van kosten en ruimte
D
Walinga deskundig is en weet waarover hij praat

Slide 6 - Quiz

Vraag 20:
Welk kopje past het best boven alinea 3?
A
Brancheorganisatie
B
Besparen
C
Burenkorting
D
Google

Slide 7 - Quiz

Vraag 21:
In alinea 4 geeft een ontwerper informatie over een gezamenlijk bouwproject. Hoe sluit het begin van de volgende alinea hierop aan?
Het begin van alinea 5:
A
geeft een samenvatting van alinea 4
B
noemt een voorbeeld bij alinea 4
C
trekt een conclusie bij alinea 4
D
vormt een tegenstelling met alinea 4

Slide 8 - Quiz

Vraag 22:
In welke zin uit alinea 5 geeft Maarten van Pijkeren het duidelijkst een positieve kant van samenwerken weer?
Citeer de zin uit alinea 5.

Slide 9 - Open question

Vraag 23:
In de tekst wordt vooral positief gesproken over samen klussen. In welke alinea worden ook nadelen genoemd?
A
Alinea 3
B
Alinea 4
C
Alinea 5
D
Alinea 6

Slide 10 - Quiz

Vraag 24:
Aan welke drie eisen moet een burenbonus voldoen?

Slide 11 - Open question

Vraag 25:
In dit artikel laat de schrijver enkele deskundigen aan het woord. Wat doet de schrijver met de uitspraken van de deskundigen?
A
De schrijver geeft ze weer zonder verder commentaar
B
De schrijver is het absoluut eens met de uitspraken
C
De schrijver trekt de juistheid van de uitspraken in twijfel

Slide 12 - Quiz

Vraag 26:
Hoe kun je de hoofdgedachte van deze tekst het beste weergeven?
A
Bij kleine klussen loont het om samen te werken met je buren
B
Het is efficiënt en financieel aantrekkelijk om samen te klussen
C
Het is voor aannemers aantrekkelijk als buren tegelijk gaan verbouwen
D
Het samen klussen met je buren voorkomt problemen en is gezellig

Slide 13 - Quiz

Waar kijk je naar als je de hoofdgedachte van de tekst wilt weten?
A
Naar de gehele tekst
B
Naar de eerste alinea
C
Naar de laatste alinea
D
Naar de eerste en laatste alinea

Slide 14 - Quiz