Wijkgericht werken: de presentiebenadering

Wijkgericht werken: 
de presentiebenadering
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wijkgericht werken: 
de presentiebenadering

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Presentiebenadering
  • Wat houdt presentiebenadering voor jou in?

  • Hoe doe je dit? 

  • Wat betekent dit voor de zorgvrager in de wijk?

Slide 3 - Slide

Zakboekje

Slide 4 - Slide

Aansluiten
1. Je sluit aan
Je sluit aan bij en stemt af op wat de ander
aandraagt en wat hem of haar bezighoudt.
Je kijkt en luistert eerst naar de ander:
wat speelt er voor hem/haar, wat vindt
hij/zij belangrijk? Je wacht eerst even af en
bent terughoudend.

De ander bepaalt wat op de agenda staat
en wat aan bod komt. Geen fixatie op
problemen, verborgen bedoelingen of
vooringenomenheid.

Slide 5 - Slide

Openstellen
2. Je staat open
Je kijkt zo open en onbevangen mogelijk
naar de ander. Daarbij ben je heel
behoedzaam, zodat je niet vanuit je
vak, je opleiding, je aannames of snelle
interpretaties denkt te weten hoe het zit.

Kijk voorbij de modellen en diagnoses,
vooroordelen, angst en gelijkhebberij;
probeer echt op een vrije, verwonderde
ontdekkingstocht te gaan, met de vraag:
Wie is deze persoon?

Slide 6 - Slide

Werken vanuit de relatie
3. Je werkt vanuit de relatie
Goede, passende zorg kun je alleen geven
als je een betekenisvolle relatie opbouwt
met de ander. Dat is ‘relationeel werken’.

Je probeert de ander echt te leren kennen
en je in hem/haar te verdiepen. Je zoekt de
ander op, je deelt wederzijds dingen met
elkaar en bouwt vertrouwen op. Vanuit wat
er op het spel staat voor de ander, leer je wie
je voor hem/haar kunt zijn en wat passende
hulp is.

Slide 7 - Slide

Verdiepen in de leefwereld
4. Je verdiept je in de leefwereld van de ander 
Het verhaal is zoals de ander dat vertelt en beleeft. 
Je wilt de ander leren kennen: hoe leeft iemand? 
Hoe denkt iemand? Met wie gaat hij/zij om? 
Hoe was dat leven tot nu toe? En wat is daarin belangrijk? 

Door wat de ander aan de orde stelt, wordt de agenda bepaald.
 En... zoáls de ander het aan de orde stelt. 
Het verhaal wordt niet kleiner gemaakt, of onteigend. 

Slide 8 - Slide

Je kijkt verder
5. Je kijkt verder Je bent niet alleen aanspreekbaar op één type vraag of probleem. 
Je gaat soms ook buiten de grenzen 
van je eigen vakgebied, als dat nodig is. 
Dat betekent niet dat je alles moet doen en kunnen. 

Je zorgt dat er ruimte en aandacht is voor wat er 
speelt en dat iemand er eventueel hulp bij krijgt.
 Je bent alert op wat iemand niet kan zeggen. 
Waar verlangt iemand naar? Wat staat er op het spel?

Slide 9 - Slide

Werk niet op routine
6. Je werkt niet enkel op routine 
Je doet geen dingen omdat je het altijd zo doet 
of ‘omdat het hier altijd zo gaat’.

 Als het maken van afspraken op een kantoor 
voor jouw cliënt niet goed werkt, 
dan moet je iets anders doen, 
bijvoorbeeld op huisbezoek gaan.
 Wat zou er anders kunnen,
 waardoor de ander zich beter geholpen, 
gehoord of gezien voelt?

Slide 10 - Slide

Pas je tempo aan
7. Je past je tempo aan 
Je bent niet bezig met zo snel mogelijk je ding te 
doen of snel de vraag boven water te halen. 

Soms overlaad je mensen met vragen of met informatie. 
De ander kan zich daardoor overdonderd of niet gehoord voelen. 
Toets of je te snel of juist te langzaam gaat voor de ander. 
Volg het tempo en stem je eigen snelheid daar op af.

Slide 11 - Slide