Dag 4

Woorden
Thema 13:  Muziek
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 13:  Muziek

Slide 1 - Slide

komen (ww)
  • een plaats bereiken
  • tegenstelling: komen < -- > gaan
  • werkwoord: ik kom - wij komen
  • verleden tijd: ik kwam - wij kwamen
  • zin: Kom je vanavond naar mijn huis?
  • zin: Hij gaat weg en komt morgen weer terug.
19

Slide 2 - Slide

langzaam
  • niet snel
  • traag
  • zin: De mevrouw loopt langzaam op de trap.
  • zin: Hij vindt het moeilijk. Hij werkt langzaam.
20

Slide 3 - Slide

leuk
  • aardig
  • grappig
  • zin: In de klas zit een leuk meisje.
  • zin: Het filmpje met de paarden vind ik leuk.

21

Slide 4 - Slide

het lied(je)
  • muziek met zingen
  • song
  • het liedje - liedjes
  • zin: Het kind zingt  een liedje.
  • zin: "Habiba" is een liedje van Boef.
22

Slide 5 - Slide

luisteren (ww)
  • horen
  • opletten
  • met aandacht
  • werkwoord
  • ik luister - wij luisteren
  • verleden tijd: ik luisterde - wij luisterden
  • zin: Alle leerlingen luisteren naar de docent.
23

Slide 6 - Slide

de minuut
  • 60 seconden 
  • 60 minuten = 1 uur
  • de minuut - de minuten
  • zin: Ik wacht al vijf minuten.
  • zin: Hij is 1 minuut te laat. De trein is al weg.
24

Slide 7 - Slide

Maak een zin.
Werkwoord: luisteren
leuk / het lied
21/22/23

Slide 8 - Open question

A - Dat nummer draaien we ..... de les.
B - Ik ...... naar een lied.
C - ........ is echt mooi. Ik hou van muziek.
23
A
A - het lied B - luister C - Het lied
B
A - na B - luister C - Het lied
C
A - na B - muziek C - Het lied
D
A - luisteren B - luistert C - Luistert

Slide 9 - Quiz

23
Wat hoort er bij luisteren?

Slide 10 - Drag question

12
timer
1:30
Van welke muziek ben jij fan?

Slide 11 - Mind map

Goed of fout?
A - Hij fiets graag op de fiets naar school.
B - Ik fiets naar Julianadorp.
C - Wij fietsen op een fiets.
13
A
A - goed B - goed C - goed
B
A - fout B - goed C - goed
C
A - goed B - goed C - fout
D
A - goed B - fout C - goed

Slide 12 - Quiz

15/20
Wat hoort er bij elkaar?
lang-zaam
half

Slide 13 - Drag question

A - Waar ........ jij vandaan?
B - Wat ....... hij doen?
C - Mijn broer ........ straks thuis.
19
A
A - kom B - komt C - komt
B
A - komt B - komt C - komt
C
A - kom B - komt C - kom
D
A - kom B - kom C - komt

Slide 14 - Quiz

Goed of fout?
Ik langzaam nu naar school.
Ik naar school langzaam.
Ik loop langzaam naar school.
20
A
goed fout fout
B
fout fout goed
C
goed goed fout
D
fout goed god

Slide 15 - Quiz

21
timer
1:30
Wat vind jij leuk op school?

Slide 16 - Mind map

Waar zie je een lied?
22
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz