Les 27 5 april 2025

Les 27 5 april 2025
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 27 5 april 2025

Slide 1 - Slide

L26 Wat doen we vandaag? 

Welkom! 

1. Boekbesprekingen

2. Cursus 6 formuleren §4 Verwijswoorden 

3. Lesafsluiting 

Slide 2 - Slide

Boekpresentaties

Slide 3 - Slide

Verwijzen naar de- en het-woorden
Waarom is het niet 'die meisje', maar is het 'dit meisje'?
Waarom is het niet 'dit stad', maar is het 'die stad'?
Dat heeft te maken met het woordgeslacht.

Met de woorden 'die' en 'deze' verwijs je naar de-woorden.
Met de woorden 'dit' en 'dat' verwijs je naar het-woorden.
Ezelsbruggetje: de theemethode (het, dit, dat en de, deze, die)

Slide 4 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 5 - Slide

Hier. Als iets dichtbij de spreker is, gebruik je dit/deze.
Daar. Als iets verder weg is, gebruik je dat/die.

Slide 6 - Slide

Vul het juiste verwijswoord in: Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, ....... ze al slenterend opat
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in: Het meisje ...... daar staat heeft verkering met Tim.
A
dat
B
deze
C
die
D
dit

Slide 8 - Quiz

Formuleren (woordgeslacht en verwijswoorden)
Onzijdige woorden zijn nog goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de

"De" woorden die eindigen op -heid, -nis, -schap -ing, -st, -ij zijn vaak vrouwelijk. Bijvoorbeeld: waarheid, wandeling. 
Er zijn wel uitzondering: dienst (m) en dichterschap (o)

Slide 9 - Slide

Woordgeslacht Opzoeken








Er zijn vrij veel de-woorden die niet meer specifiek mannelijk of vrouwelijk zijn; in het Groene Boekje en in woordenboeken staat bij deze woorden alleen de of m/v.
Opzoeken in het woordenboek/ internet
  1.  Online woordenboek of  vandale.nl
  2.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 10 - Slide

Welk verwijswoord?
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud
Zij, ze, hen, hun
Deze, die

Slide 11 - Slide

hem - het - hij - zij
De hond van de buren is heel lief en vrolijk, ze kunnen ... dus makkelijk alleen laten met hun kinderen.

Slide 12 - Open question

Welk verwijswoord?
Bij woorden voor personen en dieren let je niet op het woordgeslacht maar op het biologische geslacht. Let op: verschil met Engels! 

Bijvoorbeeld: 'minister'  is een mannelijk woord, maar als het om een vrouw gaat, gebruik je vrouwelijke verwijswoorden:
‘De minister begon haar antwoord met ...’, ‘De minister wist heel goed wat ze deed.’

Slide 13 - Slide

hem - het - hij - zij
Kinderen klimmen graag in bomen; ... vinden het leuk om de wereld van bovenaf te bekijken.

Slide 14 - Open question

Let op!
Waarmee, waarvoor, waarop, waartegen, waarnaast
Gebruik je bij dieren of dingen

Met wie, voor wie, op wie, tegen wie, naast wie
Gebruik je bij mensen

Slide 15 - Slide

Is dat het meisje ... jij gisteren je mobiel uitleende?
A
aan wie
B
waaraan

Slide 16 - Quiz

Dat is mijn oom ... mijn vader graag klaverjast.
A
waarmee
B
met wie

Slide 17 - Quiz

De vriendin ... ik naar de stad zou gaan, heeft net afgebeld.
A
met wie
B
waarmee

Slide 18 - Quiz

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 19 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 20 - Drag question

Lesafsluiting
Over drie weken is er weer een fysieke les. Eerst twee weken vrij. Een fijne vakantie toegewenst! 

 Het huiswerk voor volgende week is: 
▪ Lees in je leesboek
▪ Schrijfopdracht (zie email) 
▪ Cursus 6 formuleren §4 - maak opdracht 2 en 3

 

 

Tot volgende week op st Conleth's


  
  

Slide 21 - Slide