bijwoord grammaire A ch 2 4v

1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

On va faire un petit quiz :) 

Slide 10 - Slide

1. Welk bijwoord bestaat niet?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment

Slide 11 - Quiz

2. Les enfants courent rapidement.
het bijwoord zegt iets over...
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord.

Slide 12 - Quiz

3. Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxement
C
doucement
D
douxment

Slide 13 - Quiz

4. Waar zegt een bijwoord iets over:
A
hele zin, werkwoord en zelfstandig naamwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.
C
lidwoord, onderwerp en ander bijwoord.
D
persoonlijk voornaamwoord en werkwoord

Slide 14 - Quiz

5. Wat is het bijwoord van bon?
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 15 - Quiz

6. J'ai une chaise confortable
(confortable)
Is dat een.... of een .....
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

7. J'ai bien compris cet exercice
(bien)
Is dat een .... of een ......
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

8. Naturellement, il se lave tous les jours
Het bijwoord zegt iets over.....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 18 - Quiz

9. Ces chaussures sont extrémements chères
Het bijwoord zegt iets over .....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 19 - Quiz

10. Elle parle lentement
Vul aan: een bijwoord zegt iets over een :
A
werkwoord
B
persoon

Slide 20 - Quiz

11. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: facile -->

Slide 21 - Open question

12. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: exact

Slide 22 - Open question

13. maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: définitif

Slide 23 - Open question

14. Maak van dit bijvoeglijke naamwoord een bijwoord: bon

Slide 24 - Open question