Ch 5 A en C bijv.nw.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
  • werken aan luistervaardigheid
  • kun je vertellen wat een adjectif is
  • kun je uitleggen hoe je een adjectif maakt en gebruikt
  • heb je geoefend 

Slide 2 - Slide

Le programme du jour
  • vocabulaire de classe inleveren
  • n.a.v. lees- en luistertoetsen
  • luister-kijkvaardigheid
  • voca A et B - morgen "proef SO"
  • l'adjectif
  • les devoirs

Slide 3 - Slide

Vragen bij 1jour1question

1  wanneer is de Eiffeltoren gebouwd?

2 Wie is de architect?

=========

3 Hoe hoog is de Eiffeltoren?

4 Waar wordt hij nu nog voor gebruikt?


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Antwoorden

1. 1889 (start in 1886) exposition universelle

2.  Gustave Eiffel

3.  312 meter + 12 = 324

4.  weermetingen, radio en tv antennes/verbindingen

Slide 6 - Slide

Hoe zeg je iets over......

-> Hoe weet je hoe mijn hond eruit ziet?

Mijn hond is bruin.

-> Hoe weet je wat voor broek ik draag?

Ik heb een zwarte broek aan.

-> Hoe weet je iets over mijn woonplaats?

Ik woon in een klein dorp.

Slide 7 - Slide

Nu in het Frans:
  1. Ma chambre est verte.
  2. Mon père est grand.
  3. La ville est grande.
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Ta grande-mère est petite.

Slide 8 - Slide

L'adjectif

Qu'est-ce que c'est en néerlandais?


Wat weet je over l'adjectif?



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Richt zich naar het znw, kijk maar:

  • Ma chambre est verte.
  • Mon pantalon est vert.
  • Le prof a les cheveux verts.

Slide 11 - Slide

Uitgangen


                                    mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    grand                                         grande


meervoud                    grands                                      grandes

Slide 12 - Slide

Par exemple

mannelijk                                           vrouwelijk

ev  Le prof est sympa.                   La trousse est verte .

mv Les profs sont sympas .       Les trousses sont vertes


ev  Son jean est bleu.                    Ma robe est bleue.                        

mv Ses jeans sont bleus.            Mes robes sont bleues.


Slide 13 - Slide

Let op!!

Il est beau

Elle est belle

Il est nouveau

Elle est nouvelle

Il est vieux

Elle est vieille

Slide 14 - Slide

Résumé
  • wat is een adjectif in het Nederlands?
  • waar zegt het adjectif iets over?
  • hoe vorm je een adjectif?
  • gaat dat altijd zo?


p.64 du livre de textes

Slide 15 - Slide

Au travail!

exercices  13 b t/m 14 d


- zelfstandig

- hulp bij elkaar, dan bij mij

- 15 min

- klaar? Maak ook 14 en 15


Slide 16 - Slide

Samen nakijken
Exercice 14b

Slide 17 - Slide

Doelen gehaald?


Wat heb je nieuw gehoord vandaag?

Wat vond je moeilijk/ makkelijk?

Waar ga je morgen mee verder?

Slide 18 - Slide

Les devoirs

Pour mardi, le 17 avril:


Herhalen voca A en B

maken alle oefeningen bij C en leren de gramm. van C.



Slide 19 - Slide

Merci de...

....ranger la classe avant de partir!



À demain!

Slide 20 - Slide