*Herhaling koppelteken en weglatingsstreepje

Uitleg
Koppelteken en weglatingsstreepje 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Uitleg
Koppelteken en weglatingsstreepje 

Slide 1 - Slide

Koppelteken en weglatingsstreepje

Lesdoelen:

Je weet wanneer en waar je een koppelteken en een weglatingsstreepje in een woord moet plaatsen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Gebruik koppelteken (1)


  • in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden:
staakt-het-vuren, doe-het-zelfzaak, peper-en-zoutstel

  • in samenstellingen, tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenaamde ‘botsende klinkers’: aa, ae, ai, au, ee, ei, eu, ie, ii, oe, oi, oo, ou, ui, uu en i+j, i+ij, e+ui): bio-industrie, café-eigenaar, massa-immigratie (maar: juryuitspraak, rijangst, massaontslag)

  • in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden:
chef-kok, hotel-restaurant, rooms-katholiek









Slide 4 - Slide

Gebruik koppelteken (2)
  • bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint:
&-teken, AOW-leeftijd, Sint-Bavokerk, vwo-leerling

  • bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn:
Noord-Italië, Zeeuws-Vlaanderen, ‘s-Gravenhage, Nieuw-Zeelandse

  • in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-: bijna-ongeluk, ex-man, interim-manager en voor een hoofdletter bij de voorvoegsels anti-, oer-, on- en pro-: anti-Russisch, on-Nederlands, pro-Amerikaans

Slide 5 - Slide

Gebruik weglatingsstreepje
  • als je een deel van een woord weglaat: voor- en tegenspoed (voorspoed en tegenspoed), kooklessen en -cursussen (kooklessen en kookcursussen), basis- en voortgezet onderwijs (basisonderwijs en voortgezet onderwijs).


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: kleine en grote bedragen, nationale en wereldkampioenschappen.

Slide 6 - Slide

Even oefenen
Kies bij de volgende slides het juiste antwoord.

Slide 7 - Slide

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

auto onderdeel

Slide 8 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

haat liefde verhouding

Slide 9 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

DVD collectie

Slide 10 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

assistent bondscoach

Slide 11 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

Zuid Holland

Slide 12 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

astma onderzoek

Slide 13 - Open question

Schrijf de woorden zo nodig aan elkaar of plaats een koppelteken of weglatingsstreepje.

peper en zout stel

Slide 14 - Open question

Noteer de woorden met op de juiste plaats het weglatingsstreepje. Let op soms hoef je geen weglatingsstreepje te gebruiken.

autorijlessen en autohandelaren

Slide 15 - Open question

Noteer de woorden met op de juiste plaats het weglatingsstreepje. Let op soms hoef je geen weglatingsstreepje te gebruiken.

dinsdagavond en woensdagavond

Slide 16 - Open question

Noteer de woorden met op de juiste plaats het weglatingsstreepje. Let op soms hoef je geen weglatingsstreepje te gebruiken.

coronatest en coronavaccin

Slide 17 - Open question

Noteer de woorden met op de juiste plaats het weglatingsstreepje. Let op soms hoef je geen weglatingsstreepje te gebruiken.

makkelijke proefwerken en moeilijke proefwerken

Slide 18 - Open question


domino + effect
A
dominoeffect
B
domino-effect
C
domino effect

Slide 19 - Quiz


anti + aanbaklaag
A
antiaanbaklaag
B
anti-aanbaklaag
C
anti aanbaklaag

Slide 20 - Quiz


Zuid + Tirol
A
ZuidTirol
B
Zuid-Tirol
C
Zuid Tirol

Slide 21 - Quiz


ex + politie + agent
A
expolitieagent
B
ex-politie-agent
C
ex-politieagent
D
ex politieagent

Slide 22 - Quiz


pro + Frans
A
proFrans
B
pro-Frans
C
pro Frans

Slide 23 - Quiz


vwo + leerling
A
vwoleerling
B
vwo-leerling
C
vwo leerling

Slide 24 - Quiz