1C - P1 - week 3 - les 3 - H8 Verhalen vertellen

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Slide

- Lezen
- Verschil Fictie en non-fictie zien in een verhaal
- Uitwisselen six word story's
- Huiswerk bespreken
- Nieuwsbegrip

Doel:
- Je kent de kenmerken van een sprookje,
- Je beschrijft het plot van een (hedendaags) sprookje
- Je noemt het verschil tussen fictie en non-fictie
- Je benoemt per verhaal of het fictie en non-fictie is.
Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
12:30

Slide 3 - Slide

Je krijgt een verhaal, schrijf op wat is hier aan de hand?

Wie zijn de hoofdrolspelers
Wat is de ruimte waar het speelt?

Schrijf het kort op het blaadje. 

Six word stories

Slide 4 - Slide

Fictie - Verzonnen
a. Het zou echt hebben kunnen gebeuren
b. Complete fantasie

Non - fictie:
Waarheidsgetrouw

Broodje aap (urban Legend)
- Zou echt kunnen zijn, maar vaak helemaal verzonnen. 
- Wordt vaak doorverteld, zodat mensen vaak geloven dat het echt is. 
Verhalen

Slide 5 - Slide

Bespreken

Slide 6 - Slide

Elke week een les

- Lees de tekst, maak het schema, maak de opdrachten. 

Door van te voren over een onderwerp na te denken, leer je steeds beter lezen.
Nieuwsbegrip

Slide 7 - Slide

Verhalen, zes woorden
Six word story

Waarom zag je me niet staan?

Een goede baan, maar niet gelukkig.

Ik kan mijn telefoon nergens vinden.

De kapper heeft mijn haar verprutst.

Ze wachtte jaren, hij bleek overleden.

En nu jullie:

- Schrijf een verhaal van zes tot twaalf woorden
- Schrijf je verhaal op een kaartje, lever dat in bij de docent
- Je krijgt een verhaal terug, waarvan jij de hoofdpersoon, de gebeurtenis en de plaats beschrijft.
Dit korte verhaal is je huiswerk

Slide 8 - Slide

Bedenk nu zelf een kort verhaal (200 woorden) dat
karakteristiek is voor het genre sprookjes. 

1.  wie komen er in voor. Welke personages zijn er?
2. Welke gebeurtenissen zijn er?
3. Waar speelt het zich af?
4. Wat is de moraal van het verhaal?

5. Schrijf jouw (hedendaagse) sprookje. Lever het in bij de docent. (huiswerk voor volgende week maandag)
Sprookjes...
Wanneer moet het af?
- Na de volgende les lever je het in.
(in die les gaan we er ook aan werken)

(dit is opdracht 11)

Slide 9 - Slide

Noem één ding dat je geleerd hebt tijdens deze les

Slide 10 - Open question

-  Voor de les heb je de opdrachten van van vandaag in je schrift staan (t/m 10)
- In de les gaan we verder schrijven aan jouw eigen sprookje van 200 woorden.
- Heb je je boek bij je


Tot dan!

Volgende les: 

Slide 11 - Slide