This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
D-Toets Gas, Vast, Vloeibaar
LET OP, de echte toets is GEEN meerkeuze-toets
Slide 1 - Slide
In welke fase is de ruimte tussen de moleculen het kleinst?
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase
Slide 2 - Quiz
In welke fase is de dichtheid van een stof het kleinst?
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasfase
D
altijd even groot
Slide 3 - Quiz
Welk plaatje geeft de vloeistof- fase weer?
A
A
B
B
C
C
Slide 4 - Quiz
Welk onderdeel zit NIET in een thermometer
A
Stijgbuis
B
IJkpunt
C
Reservoir
D
Schaalverdeling
Slide 5 - Quiz
Als de stijgbuis van een thermometer smaller is, dan is de schaalverdeling
A
onnauwkeuriger
B
nauwkeuriger
Slide 6 - Quiz
reservoir
stijgbuis
schaalverdeling
Slide 7 - Drag question
Van welk principe maakt een thermometer gebruik ?
A
van smeltend ijs in water
B
van het principe: meten is weten
C
uitzetting
D
warmte geleiding
Slide 8 - Quiz
Zet de stappen voor een thermometer te ijken in de goede volgorde
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
Zet een thermometer in een bakje met smeltend ijs en wacht tot de vloeistof in de stijgbuis stilstaat.
Zet streepjes met dezelfde tussenruimte op het stuk van de stijgbuis onder het vriespunt (0 °C) en boven het kookpunt (100 °C).
Verdeel de afstand tussen deze twee streepjes met nieuwe streepjes in 10 gelijke delen.
Zet een streepje op de schaalverdeling bij de bovenkant van de gestegen vloeistof
Zet een streepje op de schaalverdeling bij de bovenkant van de vloeistof.
Zet de thermometer in kokend water en wacht tot de vloeistof niet meer stijgt.
Slide 9 - Drag question
Welke temperatuur geeft de thermometer aan? (klik op de afbeelding op in te zoomen). Laat jouw berekening zien
Slide 10 - Open question
Je wilt een de temperatuur van een corona-patient meten dit kan je doen met een infrarood-thermometer. Wat is het voordeel van een infrarood-thermometer ten opzichte van een vloeistofthermometer?
Slide 11 - Open question
Sleep de juiste termen naar de juiste plekken.
smelten
rijpen
vervluchtigen
condenseren
verdampen
stollen
Slide 12 - Drag question
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Vervluchtigen
D
Koken
Slide 13 - Quiz
Welke faseovergang hoort bij deze zin: De rijst is helemaal droog gekookt.
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 14 - Quiz
Als je een ijsblokje in je hand houdt, smelt het ijs. Beschrijf wat er dan met de moleculen gebeurt
Slide 15 - Open question
Hoe heet de temperatuur waarbij een vloeistof gaat verdampen?
A
smeltpunt
B
stolpunt
C
kookpunt
D
verdamppunt
Slide 16 - Quiz
Wat is het kookpunt van water
A
0 graden Celcius
B
50 graden Celcius
C
100 graden Celcius
D
200 graden Celcius
Slide 17 - Quiz
Welke fase heeft aluminium bij 700°C ?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 18 - Quiz
Welke fase heeft zuurstof bij -190 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 19 - Quiz
Tussen welke 2 temperaturen zijn zowel ijzer als lood beide vloeibaar?
A
tussen 1559 °C en 1740 °C
B
tussen 328 °C en 1740 °C
C
tussen 1559 °C en 2800 °C
D
tussen 1740 °C en 2800 °C
Slide 20 - Quiz
Tussen welke 2 temperaturen zijn zowel alcohol en water vloeibaar?
Slide 21 - Open question
Vul de zin aan:
Een mengsel van ijs en zout heeft een ..... dan zuiver water
A
hoger smeltpunt
B
lager smeltpunt
C
hoger kookpunt
D
lager kookpunt
Slide 22 - Quiz
Wat is de temperatuur van water dat al een 13 minuten staat te koken?
A
lager dan 100°C
B
hoger dan 100°C
C
100°C
D
dit kun je niet weten
Slide 23 - Quiz
Ali heeft een hoeveelheid stearinezuur gesmolten. Ze laat de stearine vervolgens afkoelen, ze meet de temperatuur en zet het in de grafiek.
De volgende 2 vragen gaan over deze grafiek.
Slide 24 - Slide
Welke fase was de stof bij A?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
dit kun je niet weten
Slide 25 - Quiz
Je ziet dat de grafiek recht is bij 70°C, is dit het kookpunt of het smeltpunt van stearinezuur?
A
kookpunt
B
smeltpunt
Slide 26 - Quiz
De proef wordt een 2e keer uitgevoerd alleen nu is er 2x zoveel stearinezuur, welke grafiek hoort hierbij?
A
Grafiek A (linksboven)
B
Grafiek B (linksonder)
C
Grafiek C (rechts)
Slide 27 - Quiz
Een mengsel heeft een
A
Kookpunt
B
Smeltpunt
C
Verdamppunt
D
Kooktraject
Slide 28 - Quiz
Hoe wordt dit stuk in de grafiek genoemd?
A
Kookpunt
B
Smeltpunt
C
Kookpunt
D
kooktraject
Slide 29 - Quiz
Aan het begin van de grafiek is de stof vloeibaar. Welke diagram laat een kooktraject zien?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 30 - Quiz
Wat is het kooktraject van dit mengsel? (klik om in te zoomen)
Slide 31 - Open question
Wat zien we hier?
A
een smelttraject
B
een kooktraject
C
een stoltraject
D
een condenseer-traject
Slide 32 - Quiz
Je hebt een onbekende vloeistof en gaat dit verwarmen. Je meet iedere minuut de temperatuur en zet het in een diagram a. Wat zien we hier? Smeltpunt, smelttraject, kookpunt of kooktraject? b. Wat is dit Smeltpunt, smelttraject, kookpunt of kooktraject ?
Slide 33 - Open question
Leg met het deeltjesmodel uit dat gas wel gemakkelijk samengeperst kan worden en een vloeistof niet.
Slide 34 - Open question
Voordat je een eitje kookt is het eiwit vloeibaar, na het koken is het vast. Leg uit of dit een fase-overgang is.
Slide 35 - Open question
Bekijk de afbeelding met thermometer A en B (klik om in te zoomen).
Wat is waar?
A
A is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
B
A is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik
C
B is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
D
B is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik