This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Verwijswoorden
Slide 1 - Slide
Planning
Lezen
Uitleg nieuwe stof: verwijswoorden
Lesson up vragen
Aan de slag
Slide 2 - Slide
Doel
Je kunt minimaal 3 verwijswoorden noemen aan het einde van de les
Slide 3 - Slide
boek lezen
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Noem eens een paar verwijswoorden!
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Video
De man klimt. Hij draagt een veiligheidsgordel, Die hem beschermt tegen het vallen. Zijn helm geeft hem extra bescherming. Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen. Waar verwijst "hem" in regel 3 naar?
A
hij
B
de man
C
een veiligheidsgordel
D
beschermingsmiddelen
Slide 7 - Quiz
De man klimt. Hij draagt een veiligheidsgordel, Die hem beschermt tegen het vallen. Zijn helm geeft hem extra bescherming. Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen. Waar verwijst "deze" in de laatste regel naar?
A
hij
B
de men + hem
C
een veiligheidsgordel +
zijn helm
D
beschermingsmiddelen
Slide 8 - Quiz
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,